Gradussen

Tussen 1866 en 1907 bouwden de gebroeders Gradussen uit Winssen 37 kerkorgels.
De in 1798 in Deest geboren Gradus Gradussen was een veelzijdig mens. Nadat hij zich in 1830 aan de Deijnsche- straat in Winssen, de woonplaats van zijn kersverse echtgenote Petronella van Welie, had gevestigd, ontplooide de meestertimmerman zich binnen twintig jaar tot architect én orgelbouwer om later ook nog eens aan een carrière als wethouder van de toenmalige gemeente Ewijk te beginnen.
De nog bestaande pastorieën van Ewijk en Deest, de kerk van de Heilige Antonius Abt in Wijchen alsmede de voormalige waterstaatskerk van Beuningen en de in de oorlog verwoeste kerk van Deest kwamen van de tekentafel van deze Winssenaar.
En passant bouwde hij in 1851 ook een orgel voor de hervormde kerk van Beuningen (sinds 1997 weg en inmiddels herplaatst in Zuiderwoude), waarmee hij de grondslag legde voor Gebrs. Gradussen. Orgelfabrikanten. Winssen bij Nijmegen, zoals het bedrijf op de officiële papieren heette.
Die gebroeders Gradussen waren Willem en Hend, twee zoons van Gradus.
Deest had in 1866 de primeur (het orgel ging in 1945 samen met de kerk ten onder), een jaar later kreeg de hervormde kerk aan de Kattenburg in Druten zijn Gradussenorgel, en vervolgens vonden de in Winssen gefabriceerde orgels hun weg door heel Nederland.
Die van de Walburgis- en de Martinuskerk in Arnhem zijn samen met het in 1889 in de door vader Gradussen gebouwde Antonius Abt van Wijchen geplaatste orgel de grootste.
Maar ook in onder meer Meppel, Wageningen, Wervershoof, Groenlo, Veenendaal, Schiedam, Winschoten en, dichterbij huis, Appeltern, Megen en Deest werden de missen voortaan opgeluisterd met muziek van een Gradussenorgel. Piet van de Geer uit Winssen is het voorbije halve jaar, samen met zijn plaatsgenoten Pieter van Oss en Macky van den Belt, namens de historische vereniging Tweestromenland druk bezig geweest met het samenstellen van een expositie over deze orgelbouwers, die binnen de wereld van de kerkmuziek nog steeds een zekere naam hebben, maar die in Winssen en de rest van Maas en Waal zo goed als vergeten zijn.