J.W.Timpe & Zoon

Bron:
Victor Timmer EEN 'DRENTS' ORGEL IN NOORD-BRABANT: Over het laatste werk van de orgelmakers Timpe in Veenhuizen Artikel uit de bundel "Abraham zien en andere artikelen over het orgel" voor de 50ste verjaardag van Gerard Verloop.

Johannes Wilhelmus Timpe (geboren in 1770 te Glane, Osnabrück) stond in zijn tijd bekend als een gerenommeerd vakman. Na eerst gewerkt te hebben bij o.a. de orgelmakers Lohman, was hij van 1806 - 1812 als meesterknecht in dienst van H.H. Freytag; na diens overlijden in 1811 voltooide Timpe voor de weduwe Freytag de nog in aanbouw zijnde instrumenten te Oostwold (1811) en Warffum (1812). Daarna stichtte hij een eigen bedrijf in de stad Groningen (16). Hoewel zijn oeuvre stellig aandacht verdient, is het in het kader van dit artikel niet mogelijk daarop uitgebreid in te gaan. Het begin van zijn carrière wordt gekenmerkt door enkele grote werken: Zo verzorgt hij in de jaren 1813 - 1815 de ombouw, vergroting en verplaatsing van het Bader-orgel in de Walburgkerk te Zutphen en voltooit hij vier jaar later een groot nieuwbouwproject in de Neue Kirche te Emden. De eindfase van zijn loopbaan wordt vooral gemarkeerd door de bouw van het grote orgel in de Nieuwe Kerk te Groningen (1831).
Hoewel bij de ingebruikneming van laatstgenoemd werk "desselfs grijzen maker" de nodige lof krijgt toegezwaaid (
1), heeft dit niet geleid tot nieuw werk van enige omvang (afgezien van het orgel voor Veenhuizen). Groeiende concurrentie van met name de orgelmakers Lohman, een gevorderde leeftijd en een verslechterende gezondheid zullen daaraan mede debet zijn geweest.
Timpe's overlijden werd aldus publiek bekend gemaakt (
2): "Hedenmorgen omstreeks 10 uren, overleed, aan eene kwijnende borstziekte van 4 jaren, tot mijne en mijner Kinderen bitter droefheid, mijn geliefde Echtgenoot J.W.TIMPE, in leven Orgelmaker te dezer Stede, in den ouderdom van 76 (!) jaren en 2 maanden. Ik mogt met hem ruim 25 jaren in eene gelukkigen echt doorbrengen, en vertrouw, dat hij dit voor hem smartelijk leven met een beter heeft verwisseld.

 Groningen, den 8 Junij 1837 P. LE JEUNE
Wedw. J. W. Timpe

 N.B. De AFFAIRE zal door den Zoon worden voortgezet, en hij verzoekt de gunst zijner Stad- en landgenooten, beloovende eene soliede behandeling. Op uitdrukkelijke begeerte van den Overledene, zullen er geene uiterlijke rouwteekenen gedragen worden
".

Uit het huwelijk van J.W.Timpe en Petronella le Jeune zijn drie kinderen geboren: De dochters Anna Maria (9 augustus 1822 - 24 juli 1826) en Emmerantia Anna Catharina (geboren op 29 april 1824, in 1845 gehuwd met een inwoner van Sappemeer) en één zoon: Bernardus Nicolaas (geboren op 26 augustus 1815) (
3). Sinds wanneer deze bij zijn vader in de orgelmakerij heeft gewerkt is niet precies bekend. In 1830 is hij nog "zonder beroep" inwonend (met o.a. enkele studenten) bij de koekbakker Johannes Josephus Jacobus Duivenman, "wonende Zwaanestraat 35" (4). Vier jaar later is hij volgens het Militierapport (5) niet alleen orgelmaker, maar tevens "kostwinder" van zijn ouders; hij heeft een te klein "ligchaampje" (lichaamslengte: 1 ei, 5 palm, 2 duim en 2 streep = 152,2 cm) en wordt uiterlijk verder als volgt omschreven: "aangezigt: lang voorhoofd: breed, neus: dik, mond: ord. (ordinair normaal VT) kin: spits, haren: bruin wenkbr.: id. merkbare teekenen: een lidteken boven het linkeroog".
Vanwege de kwalificaties "lichaamsgebrek", "kostwinder ouders" en "te klein" krijgt hij een jaar vrijstelling. Ook het jaar daarop wordt hij vrijgesteld, wegens "Lichaamsgebrek ouders". Het kostwinnerschap vormt een duidelijke indicatie omtrent de steeds slechter wordende gezondheidstoestand van J.W.Timpe. Het steeds grotere aandeel van zijn zoon in de werkzaamheden zal derhalve ook hebben geleid tot de nieuwe firmanaam J.W.Timpe & Zoon.

Na de dood van zijn vader is het vervolg van de "Affaire" door Timpe jr. slechts van korte duur geweest. Dit zal ongetwijfeld mede zijn veroorzaakt door gebrek aan voldoende werk en de slechte financiële toestand waarin J.W.Timpe het bedrijf bij zijn dood heeft achter gelaten. Op 12 januari 1838 worden de panden in de Turftorenstraat en "aan den Cingel" verkocht aan de timmerman J.B.Durville (voor f 3600,20), resp. Jan Houttuin en echtgenote (voor f 1732,25) (
6). Eind maart wordt de publieke verkoop van de inventaris van huis en orgelmakerij aangekondigd (7):


Op 10 april annonceert notaris Mr. J. W. Quintus nogmaals de publieke verkoop, die nu zal worden gehouden op 23 april; voor bijzonderheden over de "deftige" inboedel en de andere spullen verwijst hij naar de vorige aankondiging (
8). Helaas heeft hij in deze zaak waarschijnlijk slechts een soort makelaarsfunctie vervuld. Een inventaris van boedel en orgelmakerij is jammer genoeg niet opgesteld, hetgeen in die tijd overigens ook niet verplicht was. Mogelijk is daarvan ook afgezien door de bepaling in het testament van J.W.Timpe, waarin het opstellen van een staat van inventaris niet nodig wordt geacht (9). De vraag, wie (geheel of gedeeltelijk) de orgelmakerij heeft overgenomen, blijft daardoor onbeantwoord. In dit verband wordt overigens de naam van Petrus van Oeckelen wel genoemd (10).

Op 3 mei van hetzelfde jaar stellen de weduwe Timpe en haar zoon een pand tot "zekerheid" voor afbetaling van een bedrag van f 600 (plus 5 % rente per jaar), dat J.W.Timpe op 6 april 1825 bij onderhandse acte had geleend van drie kinderen van Wegelina le Jeune, weduwe Visscher. Als pand zal dienst doen "een Kerkorgel thans staande in de Broederkerk te Groningen, hebbende negen registers, twee afsluitingen, eene koppelng, te zamen twaalf trekkers". Er wordt bepaald, dat het genoemde orgel, tot de schuld is afbetaald, "zal blijven in bewaring van het Kerkelijk bestuur der genoemde Roomsch Catholijke Broederkerk te Groningen" (
11). Zes dagen later dragen B. N. Timpe en zijn moeder het recht op ontvangst van de koopsom van het pand in de Turftorenstraat over aan Johan Gerhard Heeker, "negociant wonende te Groningen" (12), ongetwijfeld wegens nog uitstaande schulden.

Bernardus Nicolaas Timpe heeft Groningen verlaten. Om die reden zal hij op 28 mei van hetzelfde jaar zijn moeder hebben gemachtigd tot alle handelingen in verband met de afwikkeling van de mandelige boedel van zijn ouders (
13). Als pianostemmer heeft hij zijn heil elders gezocht, echter niet voor lang: Op 3 november 1840 wordt hij als "zieke" opgenomen in het Binnen Gasthuis te Amsterdam; hij woont op dat moment in de Sint Jansstraat 38 aldaar. Officieel domicilie heeft hij nog steeds bij zijn moeder, die op dat moment woont in de "Ebeliger" (=Ebbinge)straat te Groningen. Zij verklaart, dat haar zoon ruim twee jaar geleden Groningen heeft verlaten. In de staat van inlichtingen betreffende "den behoeftigen B. Timpe" wordt over zijn "laatste vierjarige verblijfplaats" opgemerkt: "Sedert twee Jaren te Amsterdam te voren een jaar te Utrecht vroeger te Groningen bij zijne ouders" (14).

Bernardus Nicolaas Timpe, die ongehuwd was, overleed in het Amsterdamse Binnen Gasthuis op 4 november 1840, "des voormiddags ten twee ure". Hij werd 26 jaar oude (
15). Zijn moeder overleed op 27 april 1863 in het R. K. Armhuis te Groningen. Het enige wat ons van de firma J. W. Timpe & Zoon rest, is het orgel dat gebouwd werd voor de Rooms-katholieke kerk te Veenhuizen.

Noten:

  1. Men leze het zeer uitvoerige verslag over de ingebruikneming in de Groninger Courant van 24 mei 1831.
  2. Groninger Courant, d.d. 9 juni 1837.
  3. Naar gegevens ontleend aan de geboorteregisters van de Gemeente Groningen (aanwezig in het Gemeente-archief aldaar).
  4. GA Groningen, Registers Volkstelling 1830, boek 2, folio 123.
  5. GA Groningen, mv. nr. 303 suppl. blauw, Militierapport (alfab. lijst lichting 1834); 103 Idem, mv. nr. 331 suppl. blauw, Inschrijvingsregister Militie 1834.
  6. GA Groningen, Notarieel archief (J. J. Cremers), mv. nr. 23.54, nr. 12.
  7. Groninger Courant, d.d. 30 maart 1838.
  8. Groninger Courant, d.d. 10 april 1838.
  9. GA Groningen, Notarieel archief (E. van Eerde), inv.nr. 25.25, nr. 65.
  10. Zie 0. a. bij: J. van Haastert, Cornelis Jacobus van Oeckelen, kunstwerker, Utrecht 1980, blz. 22 (op gezag van Dr. M. A. Vente). Petrus van Oeckelen heeft een tijd bij Timpe gewerkt, vermoedelijk in de periode voor 1819 (F. Talstra, a. w., p. 52>.
  11. GA Groningen, Notarieel archief (J. J. Cremers), mv. nr. 23.54, nr. 38. Het betreffende orgel moet het instrument zijn van J. W. Timpe, dat omstreeks 1829 in de Broederkerk (kort tevoren afgestaan aan de Rooms-katholieken) is geplaatst. Blijkbaar kon de firma Timpe hier nog eigendomsrechten op laten gelden. Het wordt op 16 juni 1840 te koop aangeboden in de Provinciale Groninger Courant; inlichtingen zijn te verkrijgen bij de weduwe Timpe in de Nieuwe Ebbingestraat te Groningen. Het orgel is verkocht aan de Hervormde Gemeente te Beilen. Volgens een bericht in De Boekzaal uit 1841 had het instrument voorheen ongeveer II jaar in een R. K. kerk gestaan. Het orgel is nog steeds in de kerk te Beilen aanwezig, uiterlijk en innerlijk echter aanzienlijk veranderd door de firma van Oeckelen (naar mededelingen van dhr. W. D. v. d. Kleij te Emmen).
  12. GA Groningen, Notarieel archief (J. J. Cremers), mv. nr. 23.55, nr. 41.
  13. Idem, nr. 119 (aanhangsel).
  14. GA Groningen, mv. nr. 292 blauw, Verzamelboek van Ingekomen stukken, 1840, nrs. 18, 62 en 92.
  15. RA Haarlem, inv. nr. 320, Amsterdam Burgerlijke Stand, Akten van overlijden, 1840, dl.7, en naar mededelingen van drs. T.W.F. den Toom te Hilversum.