Orgel Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt Emmen

Inleiding

In 1986 werd aan de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Emmen een nieuw Reil-orgel geschonken, door iemand die onbekend wenste te blijven. In één klap kon toen verwezenlijkt worden waar al jaren op was gehoopt: een goed orgel voor de begeleiding van de gemeentezang. Helaas was de vreugde van korte duur, want op 10 juli 1992 brandde de kerk af en ook het kostbare orgel, dat meer dan twee ton had gekost, ging in vlammen op. Natuurlijk was het in de eerste plaats zaak om te zorgen dat er een nieuwe kerk zou worden gebouwd, maar al tijdens de bouw werd ook een orgelbouwcommissie in het leven geroepen. Ook al zou er niet direct een nieuw orgel staan, de voorbereidende werkzaamhe­den zouden toch geruime tijd in beslag nemen, zo redeneerde men en een orgelbouwer zou een nieuw orgel ook niet van de ene op de andere dag kunnen realiseren. Het Reil-orgel was voor een bedrag van ƒ 225.000,- verzekerd, maar uiteindelijk werd een bedrag van drie ton uitgekeerd: daar moest de commissie het in eerste instantie mee doen.
Nu is het dan zo ver, dat een nieuw orgel in gebruik kan worden genomen. Een juweel van een orgel. Het is als 'een parel in een kroon' en daarmee bedoelen we meer dan de toevoeging van een flageolet 1', die te elfder ure kon worden toegevoegd! Het is immers ook de `finishing touch' van de herbouwde Goede Herderkerk. Bovendien is dit orgel een parel voor muziekminnend Emmen, dat toch al niet rijk bedeeld is met historische orgels.

Hieronder volgt nu een kort historisch overzicht van de muzikale begeleiding in onze kerk vanaf de Vrijmaking, waarna de totstandkoming van het nieuwe orgel wordt beschreven.

Overzicht van de muzikale, begeleiding, vanaf 1945

Tijdens de eerste kerkdiensten, die gehouden werden in het gebouw van de stichting `Arbeidsvreugd', werd er gespeeld op een`huisorgel', dat beschikbaar was gesteld door H. B. Bults. Maar de kerk wilde natuurlijk wel een eigen orgel hebben. Vandaar, dat begin 1946 de kerkenraad besloot, om een orgelcommissie te benoemen, die als opdracht kreeg om een harmonium te kopen. Op 19 juni van dat jaar was het dan zo ver: men had voor f 620,- een `orgel' gekocht.

Eind 1952 was het met dit orgel gedaan en werd voor f 1400,- een groter harmonium van de firma Van de Burg in Amersfoort gekocht. Het aanschaffen van een ander en beter `orgel' lag ook wel voor de hand, want men had een kerk aan de Jonkershof gebouwd en daar­in diende natuurlijk een `orgel' geplaatst te worden. Er was echter op dat ogenblik maar f 700,- in kas en dat betekende, dat er veel collectes voor het goede doel nodig waren. Een jaar later kon (organist) R. Vermij melden, dat het orgel afbetaald was en dat in het vervolg twee collecten per jaar voldoende waren voor het onderhoud.

Op 26 oktober 1959 werd besloten om de orgelcommissie op te heffen en het beheer over te dragen aan de (jonge) commissie van beheer, maar omdat daardoor wat problemen ontstonden met betrekking tot het beheer van het orgel, werd op 20 juni 1960 toch maar weer een orgelcommissie benoemd. Het bleef maar aanmodderen met de orgelbegeleiding. Vandaar dat de nieuwe orgelcommissie tot taak kreeg om op korte termijn te zorgen voor een ander, beter kerkorgel. De broeders Knepper en Vermij traden op als adviseurs. Op zondag, 18 september 1960, stond er ter demonstratie een elektronisch instrument in de kerk.

De rondgang door de Gemeente voor het orgelfonds had tot febru­ari 1963 een bedrag opgeleverd van ƒ 359,50. Enkele jaren later is er sprake van een in die tijd zo populaire Philicorda, als begeleiding van de gemeentezang, maar in oktober 1969 kwam er wat meer `leven in de brouwerij'. Men had toen contact gehad met de firma Heyligers, die een elek­tronisch orgel op de markt bracht, dat volgens de commissie op dat moment het beste was op dat gebied. Van de 150 verzonden kaar­ten voor een bijdrage voor een aan te kopen orgel, waren er op dat moment 60 terugontvangen, samen goed voor ongeveer f 12.000,- De aankoopprijs van het instrument zou f 20.000,- bedragen, waar­bij het harmonium, dat in het verenigingslokaal stond, zou worden ingeruild. In het fonds zat echter voldoende geld voor de aanschaf.

Op eerste kerstdag kon men dit orgel voor het eerst horen. De officiële overdracht vond plaats tijdens een zang- en muziekavond, die gehouden werd op 16 januari 1970.

In de Oosterkerk, waar de gemeente kerkte vanaf 2 maart 1975, had men de beschikking over een pijporgel (opus 610), gebouwd door de firma Pels & Van Leeuwen in 1965. Het orgel stond op een klei­ne galerij, achter in de kerk. Op 1 januari 1979 werd deze kerk ons eigendom en heette korte tijd later: Goede Herderkerk. Met deze aankoop was ook het orgel in ons bezit gekomen. Dat orgel, bestaande uit vijf stemmen en een zogenaamd `aangehangen pedaal', vertoonde op dat moment enige mankementen, want op de eerste kerkenraadsvergadering in 1979 was er een nota van een uitgevoerde reparatie ter tafel. De orgelcommissie deelde mee, dat het orgel nog wel enkele jaren mee zou kunnen, maar dat het op termijn wel vervangen zou moeten worden. Een restauratie was gewenst. Samen met een gewenste uitbreiding zou dat totaal zo'n f 150.000,- gaan kosten. Een uitbreiding achtte men noodzakelijk omdat er geen `bodem' in het orgel zat en een tweede klavier was ook geen overbodige luxe. Een zware bas ontbrak. De vraag van de kerkenraad was of het niet verstandiger zou zijn om een groot elek­tronisch `orgel' aan te schaffen. De orgelcommissie voelde daar niets voor. Maar hoe dan ook: in elk geval moest boven op de orgel­galerij meer massa komen om de massa beneden beter te kunnen beteugelen. De winddruk van het orgel was wel opgevoerd, maar dat was kennelijk nog niet voldoende! Nee, veeleer was het orgel daardoor nog beduidend schreeuweriger geworden: de hoge tonen werden scheller, terwijl de lage tonen wegvielen. De commissie bepleitte de aanschaf van een nieuw orgel en de ver­koop van het oude orgel. Men ging er vanuit, dat het oude orgel zo'n ƒ 45.000,- zou opbrengen en dat men dan nog ongeveer f 180.000,- nodig zou hebben voor het realiseren van een pas­send kerkorgel. Het bleef voorlopig bij een suggestie, want om zoveel geld voor een orgel uit te geven, was niet niks!

Na verloop van tijd besloot de raad op 19 april 1983 de commissie te verzoeken om samen met de commissie van beheer een enquê­te op te stellen om de gemeenteleden naar hun mening te vragen over het al dan niet aanschaffen van een ander orgel.

De orgelcommissie vond, dat hierin ten onrechte de bijdragen voor het `Fonds Algemeen Kerkelijke Goederen' en de vaste vrijwillige bijdragen van de gemeenteleden aan elkaar werden gekoppeld. Dat had haars inziens maar weinig met de aanschaf van een orgel te maken.

Nadat de kerkenraad de commissie over dit bezwaar had gehoord en hij vervolgens bij zijn standpunt bleef, legden de leden van de orgel­commissie en twee organisten hun functie neer. De `schade' bleef beperkt, want de twee organisten, die hun werkzaamheden beëin­digden, waren tevens lid van de orgelcommissie! Er bleef toen nog slechts één organist over, M. de Ruiter, die nu nog steeds organist is. De enquête leverde echter wel ongeveer f 7.000,- op voor een nieuw orgel en zo'n f 6.000,- werd op termijn toegezegd. Het was voor de kerkenraad reden om een Orgelfonds in te stellen en achter in de kerk een orgelpijp te plaatsen, waarin men geld kon deponeren voor dit fonds.

Een nieuwe orgelcommissie startte in april 1984, onder voorzitter­schap van J. M. M. van Lin. En men wilde er wel tegen aan: de com­missie stond open voor suggesties uit de gemeente `op allerlei gebied, als het maar een kerkorgel betreft.'

De activiteiten van de `Doe-Morgen' waren vanaf toen ook bestemd voor het orgelfonds. Een in maart 1984 ontvangen legaat van f 42.000,- zou eerst voor het orgelfonds worden aangewend, maar werd bij nader inzien aan het lekkende kerkdak besteed.

Maar toen was er opeens op 21 januari 1986 in de kerkenraadsver­gadering die mededeling dat we wellicht tijdens de eerstkomende kerstdagen bij ons eigen grote nieuwe pijporgel zouden kunnen zingen, omdat een onbekende gever f 200.000,- schonk voor de bouw van een kerkorgel. De voorwaarden van de schenker waren, dat het orgel gebouwd moest worden door de firma Reil te Heerde en dat het in 1986 moest worden opgeleverd. Een lang gekoester­de wens ging daarmee eindelijk in vervulling. De bijkomende kosten (nieuwe galerij, balustrade, e.d.), begroot op zo'n f 40.000,-, dienden nu met spoed te worden ingezameld. Om de kas te spekken werd er onder de titel `Alles wat adem heeft' een zang- en muziekavond georganiseerd.
Het was een goede gelegenheid om enkele moeilijke psalmen te leren zingen en om schoon schip te maken met zogenoemde `toe­vallige' verhogingen. De collecte en de verkoop van spullen op die dertigste maart brachten iets meer dan .f 1.000,- op. Bij de aankondiging van deze avond werd ook de toekomstige dis­positie van het nieuwe orgel vermeld:

Het Reil orgel

HOOFDWERK  ONDERPOSITIEF  PEDAAL
Praestant 8' Gedekt 8' (disc/base) Subbas 16'
Holpijp 8'  Viola 8' (disc)  
Octaaf 4' Fluit 4'  
Octaaf 2' Nachthoorn 2'  
Cornet IV st. (disc) Dulciaan 8' Mixtuur II-1V st   
Trompet 8' (disc/base)    


Het betrof een zogenaamd `Zesvoetsontwerp' met in de onderbouw een positief ingebouwd, dat hetzelfde effect heeft als een zoge­naamd rugwerk, maar nu ingeschoven in de hoofdwerkkas(t). Verder had het orgel de gebruikelijke koppelingen en een tremu­lant.
Het orgelpodium zou worden gebouwd aan de linker zijmuur, gezien vanaf de kansel. De (bestaande) fraaie, ronde ijzeren trap werd aangepast om boven te komen. Het bestaande orgel werd door de firma Pels en van Leeuwen teruggenomen voor een bedrag van ƒ 14.400,-. De ingebruikname vond plaats op 19 december 1986, waarbij de eigen organisten het orgel bespeelden en het Goede Herderkoor enkele liederen ten gehore bracht, met uiteraard orgelbegeleiding. Op 13 februari gaf de bekende organist Willem Hendrik Zwart een concert, al dan niet in combinatie met zang van de alt, mevrouw G. de Vries-Kamminga. Op 23 december 1987 vond een orgelbe­speling plaats door Arjan Koning en jan Ebeltjes.'

En toen volgde dan het drama van 10 juli 1992 van die alles ver­nietigende brand. Velen hebben met tranen in de ogen de klap gehoord, toen het orgel met veel lawaai naar beneden kwam. Wat moet dat vooral voor de schenker een vreselijk moment zijn geweest.

De orgelbouwcommissie

Het initiatief om na de brand tot de bouw van een nieuw orgel te komen, kwam hoe kan het ook anders van de orgelcommissie. Zij vroeg aan de organisten De Leeuw en De Ruiter om met de voor­bereidende werkzaamheden te starten. Dat mondde uit in een praatstuk (19 maart 1993), waarin voorstellen werden gedaan t.a.v. de samenstelling van de orgelbouwcommissie, wat de uitgangs­punten dienden te zijn en waarin zij aanboden om een instructie op te stellen. De raad was natuurlijk blij met het aanbod en haastte zich om de instructie goed te keuren. Dat was op 25 mei 1993. Leden van de commissie waren:

J. van Dijk voorzitter
H. Huttinga secretaris
 G. de Leeuw organist, afgevaardigde namens de commissie kerkbouw
M. de Ruiter organist, afgevaardigde namens de orgelcommissie

Wat betreft de `bezetting' van de orgelbouwcommissie het volgen­de: In 1994 moest De Leeuw bedanken om gezondheidsredenen. Omdat de voortgang van het commissiewerk toen op een laag pitje kwam te staan, vond voorlopig geen aanvulling plaats. In 1996, toen Van Dijk wegens drukke werkzaamheden als voorzitter bedankte, werd De Ruiter voorzitter, kwam De Leeuw opnieuw in de commissie en werd de commissie aangevuld door de benoeming van H. de Groot, als afgevaardigde van de commissie van beheer.

De opdracht van de commissie luidde, om een mechanisch pijpor­gel te realiseren, waarbij de dispositie van het orgel de instemming van de beide organisten diende te hebben. Verder moesten de besluiten unaniem worden genomen. Met een deskundig adviseur diende het ontwerp van de orgelmaker te worden doorgesproken. In de kerkenraad is nog sprake geweest van het kopen van een ander soort orgel (elektronisch) maar dit zou tegenover de schen­ker ongepast zijn. Uiteindelijk is het door de schenker mogelijk geworden om een `echt' pijporgel aan te schaffen. De schenker had er geen bezwaar tegen, dat de keuze op een andere orgelbouwer zou vallen, maar liet weten, dat hij er wel vanuit ging dat het nieu­we orgel ten minste gelijkwaardig aan het vorige zou zijn.

De commissie schreef een aantal orgelbouwers aan, voor informatie, waaruit vervolgens een keuze werd gemaakt. Ook de reeds door de kerkbouwcommissie verzamelde gegevens werd hierbij betrokken. Intussen was een bezoek gebracht aan de orgelbouwcommissie in Hardenberg (Morgenlichtkerk).
Toen werd het tijd om enkele bouwers te bezoeken. Op 7 juni 1993 werd de firma BAG te Enschede bezocht, op 19 juni Hendriksen & Reitsma te Nunspeet, op 1 juli Fama & Raatgever te Maarssen en H. van Eeken te Lensden en op 5 juli S. Steendam te Rodeschool.
Op 12 juli 1993 besloot de obc:

na afweging van een aantal van belang zijnde factoren als kwaliteit, kijk op de kerkbouw, kijk op het intoneren, getoon­de affiniteit met de akoestische mogelijkheden en beperkin­gen  verder te gaan met de orgelmakers Henk van Eeken te Leusden en Sicco Steendam te Rodeschool.

Vervolgens werden op 9 september een aantal orgels van deze bou­wers bespeeld door de organisten en de reserve-organisten. Het betrof de orgels van de Gereformeerde (vrijgem.) Immanuelkerk te Bunschoten, van de Gereformeerde (vrijgem.) kerk te Hoogeveen (Schutstraat) en van de Gereformeerde (syn.) kerk te Midwolda.

Wordt het een Van Eeken orgel ?

De unanieme conclusie was, dat de voorkeur moest worden gege­ven aan de orgelbouwer H. van Eeken. De overwegingen daarbij waren o.a., dat de klank van het orgel in de Immanuelkerk te Bunschoten `breed, diep en toch helder en transparant' was en zeer geschikt voor de begeleiding van de gemeentezang in diverse speelstijlen. Van Eeken zou - evenals in Bunschoten - graag een orgel willen bouwen in de stijl van Johann Heinrich Hartmann Bätz (1709-1770), `meesterknecht' van Christian Muller (18e eeuw) en dat sprak Emmen bijzonder aan.
Deze Bätz, die later een eigen werkplaats in Utrecht had, maakte orgels, die een synthese vormen tussen de klassieke `Hollandse' tra­ditionele gemeentezang en de Middenduitse ambachtelijke kennis. Het `Hollandse' wordt vooral vertegenwoordigd door de toepassing van dubbele discanten bij de prestanten en het `Middenduitse' komt tot uitdrukking in de mensuur (maatverhouding van de pijpen) van de prestanten en in de factuur (makelij) van de tongwerken. Bovendien sprak de grote degelijkheid, het vakmanschap en de kwa­liteit van de gebruikte materialen en hun toepassing van Henk van Eeken, zowel de organisten als de orgelbouwcommissie sterk aan. Op 23 september 1993 volgde een bespreking met Van Eeken en op 14 oktober werd een offerte ontvangen, met diverse mogelijk­heden. De orgelbouwcommissie koos voor een optimaal orgel, maar dat betekende wel een overschrijding van het budget van anderhalve ton....

De orgelbouwcommissie benaderde vervolgens Hans van Nieuwkoop uit Haarlem om als adviseur op te treden, waarna het voorstel in mei `94 aan de kerkenraad werd gepresenteerd. Op 27 september 1994 werd het plan besproken, in aanwezigheid van de adviseur. Een besluit werd toen nog niet genomen, mede omdat eerst de totale financiële positie van de kerk op een rijtje diende te worden gezet. Uiteindelijk werd op 22 november het besluit genomen, dat het financieel gezien onverstandig zou zijn op dat moment zo'n `duur' orgel aan te schaffen. De beslissing daarover werd uitgesteld tot eind 1996. Dat was wel even slikken voor de orgelbouwcommissie.
Op de gemeentevergadering van 10 januari 1995 werd het `verlegenheidsbesluit' opnieuw besproken. Een maand later werd het voordelige saldo van de kerk over 1994 toegevoegd aan het orgel­deposito en de rente over 1995 bestemd voor de post `algemene middelen' en dat was opnieuw slikken! De orgelbouwcommissie kwam vervolgens met een nieuw voor­stel: eerst een `basisorgel' bouwen en dit naderhand uitbreiden. De kerkenraad besloot om hieraan niet te voldoen en vast te houden aan zijn eerder genomen besluit. Wel werd de opdracht aan de com­missie uitgebreid: uitzien naar de mogelijkheid om een bestaand orgel over te nemen.
In IJmuiden en in Bodegraven was een orgel te koop, maar de orgel­bouwcommissie is hierop - na informatie en orgelbespeling - niet verder ingegaan.

Het wordt een Steenkuyl / Kaat & Tijhuis !

In oktober 1995 verscheen een advertentie van de orgelmakerij Kaat & Tijhuis te Kampen, waarin men het Steenkuyl-orgel van de voormalige Muiderkerk te Amsterdam te koop aanbood. Deze kerk werd op 31 oktober 1989 door brand verwoest. De orgelkas en het binnenpijp­werk bleven daarbij gespaard, omdat het orgel grotendeels in een nis van de toren stond. Maar de brand liet toch zijn sporen na en door de hitte smolten de frontpijpen voor een groot deel. De onderkast en enkele andere onderdelen waren door het bluswater eveneens onherstelbaar beschadigd. Het nog bruikbare materiaal van het orgel werd door de orgelbouwers verwij­derd en in het atelier te Kampen op verantwoorde wijze opgeslagen.
De Ruiter heeft daarop onmiddellijk actie ondernomen om even­tuele kapers op de kust voor te zijn. Zijn pogingen hebben succes gehad. Op 4 november 1995 heeft de orgelbouwcommissie, na overleg met adviseur Van Nieuwkoop, een bezoek gebracht aan het atelier in Kampen en vervolgens werd een drietal orgels van deze firma bespeeld (Kampen, Zwolle en IJhorst).
De optie die br. De Ruiter op persoonlijke titel had genomen, werd nu omgezet in een optie van de commissie, geldig voor 18 dagen en dat gaf voldoende tijd om het plan met de orgelcommissie en daarna met leden van de commissie van beheer te bespreken en een uitgewerkt plan naar de kerkenraad te sturen.

Van Nieuwkoop had inmiddels te kennen gegeven niet verder als adviseur te willen optreden.
Zowel Van Eeken als Van Nieuwkoop zouden hun declaraties indie­nen en dat alles zou ruim passen binnen de begroting van f 315.000,-, het bedrag dat op dat moment beschikbaar was.
Op 21 november 1995 kwam het plan in de `brede' vergadering van de kerkenraad aan de orde en unaniem stemde men in met de plan­nen van de orgelbouwcommissie.
Halverwege de restauratie van het orgel werd contact gelegd met Ab Weegenaar, organist van de Bovenkerk te Kampen, om na ople­vering een technische keuring voor ons uit te voeren. Ook werd hij gevraagd tijdens de bijeenkomst voor ingebruikname het orgel te bespelen. Weegenaar wilde beide klussen graag opknappen.

De geschiedenis van het Steenkuyl orgel

We lezen in `Het Orgel' (8e jaargang no. 4,15 juni 1893):
Pneumatisch orgel van den Heer Steenkuyl.
Op den tweeden Pinksterdag `s middags 2 uur waren vele lief­hebbers van orgelmuziek en organisten vereenigd in de Twaalfde of Muiderkerk, om kennis te maken of de kennis te hernieuwen met het nieuw pneumatisch orgel, vervaardigd door den beer D. G. STEENKUYL, alhier
De heer M. HASSELAAR, organist der Muiderkerk, opende de bespeling en bracht hulde aan zijn leermeester door een voor­dracht uit de orgelsonate van den heer E. MOBACH, organist in de Oude Kerk der Hervormde Gemeente. Na den heer H. deden verschillende andere organisten de deug­den van het orgel uitkomen.
De dispositie van dit interessante instrument is als volgt:

Onderklavier    Bovenklavier   
Bourdon 16 vt.  Salicionaal 8 vt 
Prestant 8" Viola di Gamba  8"
Roerfluit 8" Hofpijp 8"
Octaaf 4" Roerfluit 4"
Quint 3" Dulciaan 8,1
Octaaf 2"    
Mixtuur 3 st Pedaal   
Cornet 4" Bourdon  
Octaaf 8 vt. het Manuaal(vrij)  
       

 
Verder
Elf Combinatie-treden.
P m.E en E Onderklavier P m.EE en E Bovenklavier Koppel Ped. Manuaal Koppel Ped. Bovenklavier Klavier koppel Tremulant
Volle werk

Zoals men ziet heeft dit orgel slechts 14 stemmen en toch, wan­neer men den krachtigen, vollen toon in aanmerking neemt, zou men meenen een orgel van een dubbel aantal stemmen te hoor­en. De combinatietreden stellen den organist in staat bijna zonder inspanning van af het zachtste piano tot het volste forto te cres­cendeeren. De speelaard is zóó licht, dat men de wederga in ons land moeie­lijk zal vinden m.i. is dit echter niet de grootste deugd van het orgel(!)
Tot grondslag aan de samenstelling van het mechaniek ligt het Duitsche rohr-systeem, dat echter tot in de kleinste onderdeelen streng is doorgevoerd.
Wij mogen den heer STEENKUYL, van harte gelukwenschen met dit schoone instrument en raden orgelmakers en organisten, die Amsterdam bezoeken, ten zeerste aan een beroep te doen op de welwillendheid van den beer HASSELAAR, om met dit merk­waardig orgel kennis te maken.
Het is een echt Hollandsch orgel; wel valt de herkomst van Germanië niet te ontkennen, maar dit verhoogt misschien het echt-Hollandsche.
Den heer STEENKUYL komt een welgemeend bravo toe.
Ook den heer HASSELAAR wenschen wij geluk met zijn schoon instrument en hopen, dat hij nog vele jaren tot genoegen van de gemeente en van zichzelf het orgel mag bespelen.
Allen, die de bespeling op den 2den Pinksterdag bijwoonden, zul­len zeker met genoegen aan dien aangenamen dag denken.
A. POMPER, Organist der Evang.-Luth. Oude Kerk.
Het betrof een nieuw orgel in de Muiderkerk, aan de Linnaeusstraat te Amsterdam, die op tweede kerstdag 1892 in gebruik was geno­men. De orgelkas, die men voor het instrument gebruikte en een gedeelte van het pijpwerk zijn van oudere datum. De kas zal uit omstreeks 1850 dateren.

De orgelbegeleiding van de gemeentezang bestond rond 1900 uit een breed plenum, gespeeld op het hoofdwerk, terwijl een eventu­eel aanwezig `neven'werk voor de gebruikelijke `loopjes', voor-, tus­sen- en naspelen werd gebruikt.

De muzikale smaak wisselde echter nogal in de loop der jaren en ook het Steenkuylorgel ontkwam niet aan deze modegrillen. Het orgel werd daarom enkele keren uitgebreid of men verving ook wel bestaande stemmen.
In 1915 werd het pedaal uitgebreid met Subbas (16'), Fluitbas (8') en Violonbas (8'). Toen werd er ook een elektrische windvoorziening aangebracht: de 'orgeltreder' behoorde tot het verleden. De kosten van deze operatie, uitgevoerd door Steenkuyl en Recourt, bedroegen f 1410,-.
Later kwam er een elektrische lade op het bovenklavier, waarop een Scherp (3 st) en een Nachthoorn (2') werden geplaatst. Deze veranderingen werden uitgevoerd door C. Verweys te Amsterdam. In 1970 werd het orgel gerestaureerd door de firma Fonteyn en Gaal uit Kampen. Er werd een nieuw pedaal aangebracht, op het bovenklavier werd de Viola da Gamba op de plaats van de Salicionaal geplaatst, een Prestant (4') op de plaats van de Viola di Gamba, terwijl de Nachthoorn (2') vervangen werd door een Woudfluit (2'). De Violonbas werd vervangen door een Octaaf (4').

De dispositie van het orgel zag er, op het moment van de brand in 1989, als volgt uit:

Onderklavier: Bovenklavier:  Pedaal:   
Bourdon 16' Holpijp 8' Subbas 16'   
Prestant 8' Viola di Gamba 8' Bourdon (tr.) 16'   
Roerfluit 8' Prestant 4' Fluitbas 8'   
Octaaf 4' Roerfluit 4' Octaaf 4'   
Quint 3' Woudfluit 2'    
Octaaf 2' Scherp III    
Mixtuur III Dulciaan 8'    
Cornet
trompet IV (vanaf c')     
 8' (base. + disc.)   
De diverse `speelhulpen' waren nog hetzelfde. Op de registerknop voor Viola di Gamba was Salicionaal blijven staan.

Natuurlijk was deze laatste dispositie niet dezelfde als die uit 1893. Niet origineel waren: Prestant 4',Woudfluit, Scherp, Subbas, Fluitbas en Octaaf (op het pedaal).
De orgelbouwcommissie, die met dit orgel een historisch instru­ment in huis haalde, wilde daarom terug naar het begin en koos voor zover mogelijk voor de oorspronkelijke dispositie. Dat was ook de wens van de orgelbouwer.

Over de restauratie en complemetering

Na het positieve besluit van de kerkenraad toog de firma Kaat & Tijhuis aan het werk: voor het `achtvoetsontwerp' werd een nieuw mechanisch systeem ontworpen, zoals dat gebruikelijk is bij histo­rische orgelbouw.
Het restant werd opgeslagen in het atelier van de orgelmaker Kaat & Tijhuis te Kampen.
Alle nieuw te maken onderdelen werden op ware grootte uitgete­kend. De windladen en de mechanieken werden vervaardigd van eikenhout, de windvoorziening en het stellingwerk van lariks. Alle gebruikte houtsoorten werden overigens door de orgelmakers zelf ingekocht in Zuid-Duitsland. Verder werden de pulpeten gemaakt van geitenleer, de pijpgaten werden gebrand om `een goede `zitting' voor de pijpvoeten te krijgen en tevens om inwer­king van de houtzuren op het orgelmetaal te voorkomen'. De wals­armpjes werden gemaakt van messing, de ondertoetsen werden met been belegd, de boventoetsen zijn van ebbenhout, evenals de registerknoppen. De claviatuur is hiermee in de stijl van die tijd teruggebracht, zoals die ook door Steenkuyl werd gebruikt: brede, met ebbenhout beklede bakstukken en een afsluitende regel boven de klavieren. Verder construeerde men een inliggende tremulant, men maakte de balgkast van grenenhout, de pijpen werden geana­lyseerd om de ontbrekende van de dezelfde samenstelling te kunnen maken. Het tinpercentage bedroeg 80 procent. Mensuren en vorm van de labia zijn exact gekopieerd.
De houten pijpen, die in 1989 rijkelijk met Amsterdams bluswater waren overgoten, werden langzaam gedroogd en daarna gerestau­reerd. De claviatuur werd geplaatst aan de linkerzijde van het orgel, gezien vanuit de kerkzaal.
De orgelmakers stonden met het orgel op en gingen er mee naar bed. Uit betrouwbare bron weten we, dat men zelfs in de nacht ineens oplossingen vond hoe het historische instrument vroeger precies in elkaar zou hebben gezeten! En dat alles werd met grote nauwkeurigheid uitgevoerd voor de prijs van f 253.000,-. Gelukkig werd het lage BTW-tarief bere­kend, omdat het hier om een historisch instrument ging. Natuurlijk kwamen er nog genoeg kosten overheen, zoals bij voor­beeld het aanbrengen van een steiger in de kerk en het verblijf van 2 man, van maandagavond tot vrijdagmiddag gedurende maximaal 5 weken, want dat kan zonder bezwaar door U verzorgd worden bij gemeenteleden die aan deze beide mensen een eigen slaap­kamer kunnen aanbieden gedurende die periode. Dit laatste had­den de beide organisten, die in de orgelbouwcommissie zitten, spontaan aangeboden, maar het heeft nog wel wat hoofdbrekens gekost om voldoende logiesadressen voor die weken te krijgen. Uiteindelijk was er een overschot aan adressen. Het heeft er ook toe geleid, dat het orgel op tijd klaar kwam, want in die laatste weken moest er wel eens meer dan de gebruikelijke acht uur wor­den gewerkt en omdat men `s avonds niet meer naar Kampen hoef­de te reizen, kon men tot in de late uurtjes doorwerken. In het atelier te Kampen heeft br. J. Helder op vakkundige wijze het orgel roomwit geschilderd, terwijl hij de `lagere delen' zoals de balustrade, de onderzijde van het orgelpodium en de `bloemkolen' onderaan het orgel in Emmen heeft geschilderd. Wel moest hij nog weer hoog op de steiger om oneffenheden weg te werken. Het orgel liet ook hem niet los! Door L. G.Tijhuis zijn het snijwerk en de boven- en onderlabia van de frontpijpen met bladgoud bekleed.

De Parel in de kroon

Omdat de prijs van het orgel meeviel, verzocht de orgelbouwcom­missie aan de kerkenraad om nog twee toevoegingen.

Het orgel met 16', 8' 4' en 2' stemmen miste duidelijk nog een 1' stem. Dat zou een extra frisse, heldere klank opleveren. Een Flageolet 1' op het bovenwerk zou de `parel in de kroon' worden. Het zou het orgel in de hogere tonen compleet maken en het geeft natuurlijk ook meer speelmogelijkheden. Aanvulling op het hoofdwerk, ter completering van het fluitenkoor, was ook een grote wens. De uitbreidingen waren in de eerste plaats een wens van de beide organisten in de orgelbouwcommissie. Wat een geluk, dat in de instructie was opgenomen, dat de dispositie de instemming van de beide organisten diende te hebben!
M. Kaat en L.G.Tijhuis demonstreren de werking van de balg.
Mocht de raad het voorstel van de orgelbouwcommissie (nog) niet willen volgen, dan stelde de commissie voor om in elk geval de reserveringen aan te brengen, zodat er later - als een en ander wel gerealiseerd zou kunnen worden - geen hak- en breekwerk meer uitgevoerd hoefde te worden. De reserveringen werden in eerste instantie toegestaan, in afwach­ting van de jaarcijfers over 1995. De balans viel gelukkig gunstig uit, zodat in maart het besluit kon worden genomen om zowel de Flageolet als de Fluit toe te voegen. Nu kon dit ook nog iets voor­deliger, omdat realisering tijdens de restauratie ook onder het lage BTW-regime (6 procent) viel. Indien het pijpwerk later werd aan­ gebracht zou dit lage tarief vervallen. Totaal kostte deze uitbreiding (inclusief BTW) f 20.680,-. Maar hiermee waren we er nog niet, want er was nog een wens: ruimte op het orgelpodium voor een solist(e). Dat betekende een uitbreiding van 50 centimeter aan weerszijden van de bestaande orgelgalerij. Gelukkig kon ook deze ingreep op tijd gerealiseerd worden.

Enkele technische gegevens

De samenstelling van de vulstemmen is: Mixtuur:

C 1  2' - 1 1/3' - 1'   
C 13 2 2/3' - 2' - 1 1/3'   
C 25 4' - 2 2/3' - 2'   

Cornet:
v.a. c 25 4' - 2 2/3' - 2' - 1 3/5' Labiumbreedte van alle Cornetregisters is 1/5 van de plaatbreedte.

De winddruk is 80 mm WK Toonhoogte a = 440 Hz Aantal sprekende pijpen 1080 Stemming gelijkzwevend Klavieromvang C - f"' Pedaal C - d'

De opbouw van het orgel

Op 8 oktober was het dan zo ver, dat met de opbouw van het orgel in de kerk kon worden gestart. De steiger was op tijd in elkaar gezet, dankzij koster J. W Haan. Een legertje sterke mensen stond klaar om te helpen de zware windladen omhoog te takelen. Het legertje bleek zo sterk en zo enthousiast, dat de orgelmakers de kas in twee dagen in elkaar heb­ben gezet, terwijl op vier dagen gerekend was.

En zo kreeg het orgel langzamerhand zijn vorm. Nadat de kas was geplaatst, kon br. Helder met de finishing touch beginnen.
De op 22 oktober geplaatste balustrade kreeg in overleg met de architect van de kerk, J. Mars te Delfzijl, twee andere kleuren, zodat het orgel er nog meer `uitspringt'.
De pijpen kwamen daarna naar Emmen vanuit het atelier in Kampen, terwijl de nieuw gemaakte frontpijpen rechtstreeks van de orgelpijpenmaker Jacques Stinkens uit Zeist naar Emmen kwa­men. Toen volgde de periode van het intoneren om er een schoon klinkend geheel van te maken.
We hebben niet te veel beweerd: het is een parel in de kroon geworden, waarmee we jaren vooruit kunnen, tenminste als   Er is hard gewerkt door veel personen. Er is veel, vaak belangeloze medewerking geweest van gemeenteleden. Men denke aan het onderdak geven aan de orgelmakers gedurende hun periode in Emmen, maar men denke ook aan het verwijderen van het tijdelij­ke orgel van de galerij, het vervoer van de zware windladen, de speeltafel en de blaasbalg van parterre naar orgelgalerij.
Samen kunnen we dankbaar zijn voor zo'n parel. Een kroon op het werk van de nieuwe Goede Herderkerk. Een pracht cadeau! Inderdaad: een cadeau, want het begon uiteindelijk met die schen­king in 1986.
Het werk mocht worden gedaan onder de zegen van de HERE. Aan Zijn zegen is alles gelegen. Als we daarvan niet overtuigd waren, dan hadden alle bouwlieden tevergeefs gezwoegd. Aan deze HERE zij alle eer. Alles wat adem heeft love Hem: ook bij ons nieuwe orgel!

Soli Deo Gloria.
Emmen, 23 november 1996.

Hier nog een paar links naar een orgelsite waar ook enkele foto's en informatie te vinden is:
http://www.orgelsite.nl/kerken44/emmen.htm
http://www.kaatentijhuisorgelmakers.nl/restauratie_emmen_vrijgemaakte.html
http://www.arpschnitger.nl/orgelsindrenthe.nl/nederlands/radio-drenthe-2002.html
http://www.reil.nl/doc/orgeloverzicht.html
http://www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/emmen02.html