Dalen, Hervormde kerk
Informatie over de kerk
Reportage orgellessen Cees Roubos door Tv
Drenthe zie Youtube
Geluidsopnamen Geert Jan Pottjewijd d.d. 23 september 2016
- J.S.
Bach (1685-1750): Fuga in G BWV 576
-
Healey Willan (1880-1968): Christe, Redemptor omnium
Bron: Zie literatuurlijst
Foto's oude situtatie vanuit http://www.kerkeninbeeld.nl
1849: Drentsche courant 24-04-1849
1849: Blijkbaar wordt er naar een schoolmeester gezocht die
goed kan orgelspelen.
Zie onderstaand berichten:
Vergelijkend examen te Dalen.
Drentsche courant 24-04-1849, 03-07-1849 en 06-07-1849
Algemeen Handelsblad
26-04-1849
1850: Bericht voorgang bouw orgel in de Drentsche courant
07-06-1850
1850:
"Een werk dat gemaakt is om met lof en bidgezangen den hoogen God en zijnen zoon
Jezus Christus te verheerlijken" (Meester J.H.Baning, de eerste organist van
Dalen.) "Sedert jaren was erbij de Hervormde ingezetenen van Dalen en onderhorige
dorpen de wensch ontstaan om ter begeleiding van het gezang bij de openbare Godsdienst van
Orgelmuziek gebruik te kunnen maken. De nodige fondsen tot daarstelling daarvan waren
echter niet aanwezig, waarop dit tot latere tijden moest worden uitgesteld". Deze
verklaring van Kerkvoogden en Notabelen van de Hervormde Gemeente Dalen gaf precies weer,
waarom men in Dalen relatief laat een orgel in de kerk kreeg. Er was geen geld. In 1848
kreeg de Kerkvoogdij echter een belangrijke steun in de rug. In dat jaar werd namelijk bij
testament door een zekere Geesje Snoeijing, weduwe van Jan Mepschen, "eenen
hoogbejaarde zeer geachte godsdienstige vrouw alhier woonachtig aan Kerkvoogden een legaat
geschonken groot driehonderd gulden, hetgeen volgens haar uiterste wil tot bouwing van een
orgel in de Hervormde Kerk zou moeten strekken, en na haaren dood vrij van
succesie-rechten worden uitgekeerd." Nu was driehonderd gulden voor die tijd wel
een groot bedrag, maar het was te weinig, veel te weinig om er een orgel van te bouwen.
Zoals later zou blijken, was er veel meer nodig. Toen lieten de inwoners van Dalen zich
echter van hun beste kant zien. Er werd een actie gevoerd en in zes dagen tijd haalde men
maar liefst zeventienhonderd gulden op! Dominee Van Ingen, die een vurig pleitbezorger was
van het begeleiden van de gemeentezang door een orgel, tekende als eerste op de lijst. Hij
gaf een bedrag van vijfenzeventig gulden! Er was geld en er werd na een gehouden examen,
vrijwel unaniem, een organist benoemd. Meester Baning was de uitverkorene. Niets stond er
meer in de weg om een orgel te laten bouwen. Plaats was er in overvloed; in 1844 had men
een ruime gaanderij laten bouwen door aannemer Steven Lanjouw. In 1849 werd, na
beoordeling van de binnengekomen tekening en na opgave van de kosten, het werk uitbesteed
aan de orgelbouwer J.C. Scheuer en Zonen te Zwolle. Op 4 april 1849 tekende Scheuer in
Dalen de overeenkomst voor het te bouwen orgel die, in verkorte vorm, als volgt luidde:
"Bestek en Dispositie wegens het maken en daarstellen van een orgel in de kerk der
Hervormde Gemeente te Dalen, aangenomen door J.C.Scheuer te Zwolle".
"Het orgel zal bestaan uit één clavier en aangehangen pedaal bevattende de
volgende registers:
Prestant | 8 voet | van zuiver tin (de frontpijpen.R.H.) |
Prestant | 16 voet | discant: van metaal |
Bourdon | 16 voet | De grootste pijpen van wagenschot, de overige van metaal |
Holpijp | 8 voet | als boven |
Octaaf | 4 voet | van metaal |
Quint | 3 voet | |
Flute douce | 4 voet | |
Octaaf | 2 voet | |
Gemshoorn | 2 voet | |
Flageolet | 1 voet | |
Trompet | 8 voet | |
Afsluiting | ||
Windlozing |
Tekst van het contract met Scheuer: blz.
01 en
02 (14)
De orgelkast zal van grenenhout worden vervaardigd, voor de bovendekken en de
achterschotten zal vurenhout voldoende zijn. Achter het orgel komen 3 schepbalgen. De
blaasbalgen zullen worden voorzien van een afsluitbare kast. De orgelkast zal "porcelijn
wit" geverfd worden en alle pijpstukken verguld. Ter "versiering"
zullen de consoles en het houtsnijwerk aan de zijkanten van het orgel gebronsd worden met
goudbrons. De ornamenten boven op het orgel zullen wit geverfd worden en met goud en brons
hier en daar smaakvol worden afgezet. De aannemers beloofden zich naar deze regelen
"getrouw" te zullen gedragen en het orgel "duurzaam en in de beste orde"
te bouwen, "zodat hetzelve de beste goedkeuring van deskundigen zal moeten
wegdragen, blijvende de aannemers voor de deugd van het werk voortdurend instaan".
Kerkvoogden verbonden zich voor de leverantie van het hier omschreven orgel te betalen
"eene som van tweeduizend vierhonderd en vijftig gulden, en wel in twee gelijke
termijnen, het eerste bij de overeenkomst van het contract te Dalen en het tweede een jaar
later". Het laatste artikel van de overeenkomst bevatte het volgende: "Zoo
ver de materialen per water vervoerd kunnen worden, is zulks voor rekening van de
aannemers, zullen de aanbesteders voor het verdere vervoer per as tot Dalen zorg dragen".
Meester Baning wordt door de kerkvoogden verzocht om het bestek van zijn commentaar te
voorzien en hij meldt in zijn "Aanmerkings en bijvoegings op 't Bestek": "De
registers opgegeven in art. 1 laten niets te wensen over, maar", zo probeert hij,
"evenwel zou het nog goed zijn er nog bij te voegen T. Fluit travers S voet, en
Fox Humana van Metaal 8 voet". Hij moet straks op het orgel spelen en dan is het
logisch om het orgel zo uitgebreid mogelijk te krijgen. Kennelijk vinden de kerkvoogden
het zo al duur genoeg; de twee extra registers komen er niet! Baning dringt er op aan om
het pijpwerk zwaar en vooral wijd te maken en "vooral niet te digt of
opeengedrongen te plaatsen. Wij bevelen hem bovenal de Bourdon 16 voet aan, opdat het
orgel eenen goeden grond verkrijgt"
Met betrekking tot het klavier heeft hij de volgende wens: "Het ijvoor, waarmee de
toetsen opgelegd zijn, dient met nagels van zwart ebbenhout te worden bevestigd, uithoofde
de ondervinding leert, dat de lijm bij weersverandering, ofbij het bespelen met bezwete
handen, maar al te dikwijls loslaat". Hoewel het orgel voor de kerk van Dalen een
grote aanwinst is, is de omvang van het orgel bescheiden met z'n elf registers en één
klavier. Meester Baning besluit dan ook met de volgende aanbeveling:
"Zal het goede begin, dat met dit werk gemaakt wordt, op den duur geheel voltooid
worden, dan moet de gelegenheid open blijven om een tweede clavier te plaatsen. Het werk
volgens tegenwoordig bestek, kan zeer goed, zelfs uitmuntend worden, maar zal toch altijd
onvolmaakt blijven, zolang een tweede clavier ontbreekt. Een en ander moet met den
orgelmaker worden besproken, opdat die gelegenheid niet voor altijd voorbij is. Dit een en
ander moge zijn plaats vinden en opgenomen worden in zoverre het verdient; alles in eenen
eenvoudige raadgeving en mogt er eenig gebruik van worden gemaakt, dan is mijn wens
vervuld."
Met achting uwe J.Baning."
Meester Baning wil natuurlijk op een zo groot mogelijk orgel spelen, moeten de kerkvoogden
gedacht hebben, maar voorlopig is het zo mooi genoeg. Toch stemmen ze erin toe om onderin
een ruimte te reserveren voor het tweede klavier, een z.g. "onderwerk".
Hoewel Johan Christoff Scheuer het contract met de kerkvoogdij persoonlijk ondertekende en
hij nog steeds de leiding had van de orgelbouw-werkplaats aan de Goudsteeg te Zwolle,
hoefde hij het orgel niet in zijn eentje te maken. Alleen zijn leeftijd al zou dat niet
toelaten, want hij was inmiddels 72 jaar oud. Hij was zoals reeds vermeld in Coevorden
getrouwd met de dochter van zijn baas, Johanna Eek. Het echtpaar kreeg twaalf kinderen,
waarvan er echter verschillende op jeugdige leeftijd stierven. De oudste zoon Jan Eek, (op
deze wijze maakte men in die tijd heel simpel een tweede voornaam door de meisjesnaam van
de moeder hiervoor te gebruiken) werd in 1815 in Coevorden geboren. Hij kwam als eerste in
het orgelbedrijf gevolgd door z'n broers Georg Albrecht en Ernst August, die in Zwolle
geboren werden. Hiermee traden deze zonen in de voetsporen van hun vader. Voor het orgel
van Dalen werden de tekeningen door Jan Eek Scheuer gemaakt. In Zwolle waren de bouwers de
rest van het jaar 1849 en het eerste halfjaar van 1850 bezig met het vervaardigen van het
orgel. Hout, dat jarenlang gedroogd was, werd geselecteerd; pijpen werden vervaardigd en
zelfs in de voorkamer opgeslagen. Verschillende metalen onderdelen werden gemaakt en
schapenleer voor de blaasbalgen werd bewerkt en ivoor en ebbehout voor de klavieren
geschikt gemaakt. Kortom, er werd hard gewerkt om het orgel volgens afspraak in de zomer
van 1850 speelklaar te hebben. En het lukte, want in de Provinciale Drentsche & Asser
courant van 7 juni van dat jaar lezen we het volgende:
"Dalen, 6 Junij. Gisteren werd te Coevorden per schip aangevoerd, om heden per as
naar hier gebragt te worden, het door de Heeren Schuyer te Zwolle voor de Hervormde kerk
te Dalen vervaardigde orgel. Nog eenen korten tijd zal er voor de plaatsing van hetzelfde
benoodigd zijn, en de Hervormde ingezetenen van Dalen zullen zich alsdan mogen verheugen,
voor hunnen gezamelijke opofferingen, hunnen reeds lang gekoesterden wensch vervuld te
zien, door hun gemeenschappelijke kerkgezang door orgelmuzijk te hooren begeleiden."
De gebroeders Scheuer gaan in de kerk aan de slag om het orgel op te bouwen. Sinds een
aantal jaren gaat hun vader niet meer mee. Hij blijft in Zwolle, maar heeft met z'n zonen
een uitvoerige briefwisseling, waarin hij ze op de hoogte houdt van alle mogelijke grote
en kleine nieuwsfeiten. Hij voelt zich nog steeds verantwoordelijk voor de opbouw van het
instrument. Daarom geeft hij voortdurend adviezen en aanwijzingen om vooral op bepaalde
dingen te letten. Er wordt stevig doorgewerkt. Nauwlettend worden de vorderingen in de
kerk gevolgd door de Dalenaren, waaronder de correspondent van bovengenoemde krant. Hij
schrijft op 26 juli:
"Het orgel in de Hervormde Kerk te Dalen nadert zijne voltooijing; spoedig zal
daaraan de laatste hand worden gelegd; het uitwendig aanzien laat niets te wenschen over,
ook de toon van hetzelve wordt aanvankelijk door beoordeelaars geprezen. Mochten de
vervaardigers van hetzelve, welke geene moeite sparen, om daaraan eenen zoveel mogelijke
volkomenheid te geven, verder met vrucht hun werk volbrengen, dan zullen de ingezetenen
zich met genoegen herinneren het tijdstip7 waarop vooreerst het plan van een
daarstelling van een orgel bij hen tot rijpheid kwam. De inwijding van hetzelve is bepaald
op zondag den 5e Augustus aanstaande".
Als de bewuste zondag aanbreekt is het een drukte van belang in Dalen. Van heinde en ver
komende speciaal genodigden en de gewone kerkgangers om maar niets te missen van deze
belangrijke gebeurtenis. Voor een aantal mensen is het wellicht de eerste keer, dat ze een
orgel zien en horen. Ze worden niet teleurgesteld volgens het verslag in de Prov.
Drentsche & Assercourant van vrijdag 9 augustus 1850:
"Dalen 6 Aug. Gepasseerde Zondag had alhier de inwijding plaats van het nieuwe
orgel in de Hervormde kerk, een groot aantal ingezetenen benevens velen uit omliggende en
verafgelegene plaatsen woonden deze plegtigheid bij; deed het uitwendig aanzien van het
orgel wegens deszelfs netheid en sierlij ken bouw reeds eene gunstige uitwerking op de
aanwezigen, het hooren der rede, bij die gelegenheid door den leeraar uitgesproken, die
tot text had gekozen 2 Croniken 5: vers 13 en 14, als mede de begeleiding van het
orgelmuzijk bij het Godsdienstig gezang overtrof bij vele nog de hiervan gekoesterde
verwachting. Onder dankbaar opzien tot den Algoeden, die ons in de gelegenheid heeft
gesteld, door eigene bijdragen ons gemeenschappelijk godsdienstig kerkgezang door
orgelmuzijk te doen geleiden, werd door de leeraar namens de gemeente ten slotte eene
gepaste dank toegebragt aan heeren kerkvoogden dezer gemeente, welke reeds lang door eene
wijze en zuinige besturing der kerkelijke goederen de grondslagen daarvoor hadden gelegd,
alsmede aan de heeren Schuijer te Zwolle, aan wie de vervaardiging daarvan was opgedragen,
wegens hunnen welvolbragten taak, waarmede, na het geven van een Orgel-concert met zang
door het alhier bestaande zanggezelschap, des namiddags de feestvreugde een einde nam."
"Met het orgelmuzijk ter begeleiding van het godsdienstige gezang hogelijk
ingenomen", zoals de kerkvoogden zelf vinden, werd het orgelloze tijdperk als het
ware "uitgezongen". Op hele noten en uit volle borst, zoals toen gebruikelijk
was. Meester Baning, de eerste organist van Dalen zal z'n best gedaan hebben om de zang zo
goed mogelijk te begeleiden en omdat er heel langzaam werd gezongen, kon hij tussen de
zangregels mooie tussenspelen maken. Hij moet een gelukkig mens geweest zijn, temeer omdat
een van zijn belangrijkste aanbevelingen opgevolgd werd. Onderin het orgel was ruimte
gereserveerd voor het tweede klavier. "Dat is in elk geval een goed begin", moet
Baning gedacht hebben, "voorlopig maar wachten en denken over een plan om het orgel
te kunnen voltooien!"
Dalen had z'n eerste en enige kerkorgel. In een witte kast met gouden versieringen stak
het helder af tegen het blauwe plafond. Geen wonder dat men er trots op was! De gebroeders
Scheuer zouden het orgel echter nooit vergroten. In 1854 stierf hun vader Johan Cristoff.
Ze bouwden zelfstandig nog wel een aantal orgels, maar kennelijk misten ze toch de
bezielende leiding van hun vader. Was het een gebrek aan opdrachten of werd de
concurrentie te groot? We weten het niet, maar de drie zonen Scheuer besloten om, samen
met twee van hun zusters, te emigreren naar Zuid-Afrika!
Omdat er in die tijd nogal wat Hollandse kolonies in Zuid-Afrika gesticht werden met
bijbehorende Nederduitsch-Gereformeerde kerken, zagen ze misschien mogelijkheden om daar
kerken te voorzien van orgels. Wat de werkelijke reden ook geweest is, in 1858 namen ze
alle gereedschappen en tekeningen van de in Nederland door hen gebouwde orgels mee en ze
scheepten zich in op weg naar een nieuwe toekomst in Port Natal, Zuid-Afrika!
We doen even een flinke stap in het nabije verleden en zijn aangeland in het jaar 1970. In
Zwitserland is een zendingscongres georganiseerd en uit de gehele wereld komen
zendingspredikanten bijeen om ervaringen uit te wisselen. Een van de deelnemers is ds.
O.D. Scheuer uit Zuid-Afrika. Hij is goed op de hoogte van zijn voorouders en weet dat
zijn familie van oorsprong uit Nederland komt en dat ze hier orgelbouwers zijn geweest.
Bij een tussenstop op Schiphol raadpleegt hij nieuwsgierig het telefoonboek en komt daar
de naam Scheuer tegen! Hij neemt contact op en blijkt te maken te hebben met een nazaat
van een broer van Johan Christoff die in het begin van de negentiende eeuw van Emlichheim
naar Amsterdam vertrokken is. Aangezien deze Amsterdamse Scheuer weet, dat schrijver dezes
bezig is met een onderzoek naar zijn familie, komt ds. Scheuer naar Coevorden. Het toeval
wil, dat ik dan woon in het huis, waar Johan Christoff Scheuer in 1801 zijn intrek nam en
waar de orgelbouwerij begonnen is. Natuurlijk staat er een bezoek aan de kerk van Dalen op
het programma. De laatste keer dat een Scheuer voet in dit Godshuis heeft gezet, is meer
dan honderdtien jaar geleden! Ds. Scheuer is erg onder de indruk van de schepping van zijn
voorouders, hoewel het orgel dan in een slechte staat is. We hebben reeds vermeld dat de
fam. Scheuer een groot gedeelte van de tekeningen van de door hen vervaardigde orgels naar
hun nieuwe vaderland meenam. In 1949 hielden de nazaten in een schuur een soort
tentoonstelling van deze tekeningen. Men had ze allemaal aan de wand bevestigd. Helaas
trok een windhoos over het land en ging de schuur letterlijk de lucht in met als
dramatisch gevolg, dat bijna alle tekeningen verloren gingen. Slechts één exemplaar wist
men te redden. Ds Scheuer stuurde een copie van deze tekening en ... .het bleek de
oorspronkelijke tekening van het Daler orgel te zijn, in 1849 getekend door Jan Eek
Scheuer! Het orgel heeft nog de oorspronkelijke kleur: "Porcelijnwit". De
originele bouwtekeningen teruggevonden in een ander werelddeel; je houdt het haast niet
voor mogelijk!
1852: Vervolg legaat voor orgel vanuit krantebericht Drentsche courant
27-02-1852:
Boekhuyzen noteert in zijn dispositieverzameling het volgende over het
orgel:
D 74. Provintie Drenthe
Het orgel in de kerk der hervomde gemeente
is gemaakt en voltooid in 1850
door Joh Christiaan Scheuer, orgelmaker te
Zwolle. Het heeft 11 stemmen, een
handclavier, aangehangen pedaal en drie
blaasbalgen, lang 8 en breed 4 vt.
Prestant 8 vt | Octaaf 4 vt | Gemshoorn 2 vt |
Prestant D. 16 vt | Quint 3 vt | Flageolet 1 vt |
Bourdon 16 vt | Flute douce 4 vt | Trompet 8 vt |
Holpijp 8 vt | Octaaf 2 vt |
Prestant | 4 vt van Engels gepolijst tin |
Holfluit | 8 vt. |
Viola di Gamba | 8 vt. (de vijf laagste tonen uit de holfluit) |
Speelfluit | 4 vt |
Gemshoorn | 2 vt van het bestaande klavier |
Flageolet | 1 vt overgeplaatst |
Dulciaan | 8 vt |
Tekst van het contract met Van Oekelen blz.
01,
02,
03,
04 en een
supplement. (14)
Op de open plaatsen van het bestaande klavier werden de registers Cornet 5 sterk en een
Mixtuur 3-4 sterk geplaatst.
Van Oeckelen paste veel eigen vindingen in z'n orgels toe. Hij wist de kerkvoogden over te
halen om in plaats van het tongwerk-register Dulciaan het door hem ontworpen register
clarinet te plaatsen. Voor deze verandering ontving hij honderd gulden extra. Dat Van
Oeckelen gezag afdwong bij de kerkvoogden, blijkt uit de voorstellen die hij deed en die
aanvaard werden. Het tweede werk kwam niet in de gereserveerde ruimte onder het orgel.
Nee, deze ruimte verviel door het bestaande gedeelte lager en het tweede werk op het
bestaande orgel te plaatsen als bovenwerk, waardoor "het geheel dan alzoo
veel in schoonheid en uiterlijk aanzien zoude winnen". Ook de zijvleugels werden
vergroot en de labiums van de frontpijpen met bladgoud versierd. Hiermee waren de
veranderingen nog niet afgelopen, want zoals de kerkvoogden zelf vastlegden: "Door
den heeren van Oeckelen werden kerkvoogden opmerkzaam gemaakt, om de sierlijkheid van het
gehele orgel als mede de glans der pijpen en het aangebragte goud te verhoogen de gewelfde
zolder der kerk, hetwelk eene blauwe kleur had, geheel door witte doen vervangen en de
kast van het orgel de kleur van pallisander te geven. Kerkvoogden zulks goedvindende
hebben daartoe besloten".
Op zondag 4 november 1857 werd het nu complete orgel ingewijd. Alweer de
Provinciale Drentsche en Asser courant op 7-11-1857 berichtte:
Zo was dan
uiteindelijk het orgel compleet. Anders dan oorspronkelijk bedoeld, een synthese van twee
heel verschillende bouwers die, elk op hun wijze, zich ingespannen hadden om het zo mooi
mogelijk te maken. (In de Grote Kerk van Hoogeveen had Scheuer in 1843 ook een orgel
gebouwd met één klavier. Waarschijnlijk hebben de Hoogeveners zich in Dalen op de hoogte
gesteld van de uitbreiding door Van Oeckelen, waardoor ze hem in 1861 opdracht gaven ook
hun orgel met een tweede klavier te vergroten.)
Opdat het nageslacht zou weten, wat er mede door hen tot stand gebracht was, legden de
kerkvoogden de gang van zaken summier vast in een "Verzameling van offcieuze
Besluiten en verrigtingen van Kerkvoogden en Notabelen der Hervormde Gemeente van Dalen.
Aangelegd in den jare 1857".
Tevens werd, ook wel een beetje uit ijdelheid, besloten om op de balk onder het orgel de
namen van de kerkvoogden, de predikant en de organist, alsmede het bouwjaar en het jaar
van uitbreiding, met goudkleurige letters aan te brengen. Ook hier maakte schilder
J.J.Glas met vakmanschap iets moois van. De ogen van menig kerkvoogd zullen tijdens de
preek wel eens afgedwaald zijn van de predikant naar het orgel met de twaalfvermelde namen
en ongetwijfeld zal een gevoel van tevredenheid zich van hem meester hebben gemaakt!
M.b.t. tot dit schilderwerk zou zich een conflict voordoen dat
voor de rechtbank werd uitgevochten.
1862: Bericht uit de Provinciale Drentsche en Asser courant 11-10-1862
dat de inrichting zoveel mogelijk moet passen bij het orgel!
1907:
Jarenlang houdt het orgel zich prima. Zo'n vijftig jaar lang hoeft er aan het orgel geen
noemenswaardige reparatie verricht te worden. Als in 1907 het kerkgebouw helemaal
opgeknapt en van de neoklassieke gevel voorzien wordt, blijkt het orgel nogal geleden te
hebben. De kerkvoogdij besluit dan op 23 januari 1908 "het zoo fraaije instrument
te repareeren". De kosten worden geschat op f260,- en dit bedrag zal
bijeengebracht worden door "eene vrijwillige bijdrage te vragen aan de ingezetenen
van Dalen". Achteraf blijkt de schatting wat aan de lage kant, want op de
officiële intekenlijst wordt de twee van 't genoemde bedrag veranderd in een drie.
Dominee Hefting tekent als eerste voor f20,- en president-kerkvoogd Albert ten Hool, die
daar natuurlijk niet voor onder wil doen, ook. De gebroeders Snijders tekenen voor f 0,15
en dat is de laagste bijdrage. Maar zo komt het geld toch bij elkaar. Wat er echter aan
het orgel "gerepareerd" wordt, is niet bekend.
Provinciale
Drentsche en Asser courant 11-07-1908
1920:
Het instrument ondergaat een algehele schoonmaakbeurt. De kerkvoogden zijn hier zo voldaan
over, dat ook zij hun namen en die van dominee Bakker op de balk onder het orgel laten
aanbrengen.
1946 of 1948?: (Zie krantenbericht uit 1948)
Vermoedelijk is er toen door de orgelbouwer Arie Bik uit Amsterdam (01) een elektrische windmotor aangebracht,
waardoor de orgeltrapper overbodig werd. Ook werd er een tremulant in het orgel geplaatst.
Van een gedeelte van het register Flageolet werden de pijpjes vervangen door andere met
een engere mensuur. Zo kwam het orgel zijn eerste honderd jaar door zonder al te veel
ingrepen.
Provinciale Drentsche en Asser courant 27-05-1947
Foto http://kerkeninbeeld.nl
1948: Onbekende werkzaamheden aan het orgel
Provinciale
Drentsche en Asser courant 13-04-1948
19xx: Persoonljke notities van
Mense Ruiter (1908-1993)
(18)
1969-1971:
Midden jaren zestig werd de conditie van het instrument langzamerhand zo
slecht, dat er veel kunstgrepen nodig waren om de zondagse eredienst te kunnen begeleiden.
De boosdoeners waren de twee cokeskachels, die in de kerk stonden en te
heet werden gestookt. Hierdoor droogden de windladen steeds meer uit en gingen scheuren.
Monumentenzorg werd ingeschakeld om te kijken hoe het orgel gerestaureerd zou
kunnen worden en wat dat zou gaan kosten en of er subsidie mogelijk was.
In 1969
kwam de Rijks-gecommiteerde Dr. L. Oussoren naar de kerk om zich van de situatie op de hoogte te stellen. Het inwendige van het orgel werd
onderzocht en organist Roelof Hopster werd gevraagd te laten horen en zien, wat er voor problemen
waren. Natuurlijk werd door hem bereidwillig gedemonstreerd in wat voor slechte staat het orgel was
en het had succes! Er werd van overheidswege een subsidie toegezegd onder de voorwaarde,
dat er een erkende adviseur werd benoemd. Dat werd Klaas Bolt. Omdat Bolt veel met de orgelbouwers
Gebr. Reil uit Heerde werkte en daar goede
ervaringen mee had, werd
door hen de restauratie uitgevoerd. In januari 1970 schrijft Klaas Bolt een een rapport
omtrent de toestand van het orgel Blz.
01, 02 en
03 en daaraan gekoppeld een restauratieplan
in samenwerking met Reil. Blz. 01,
02 en
03
Op
21 april 1970 werd op basis van de
offerte van Reil de opdracht aan het toegekend en op
27 april werd de opdracht door Reil
bevestigd.
Op 28 maart 1971 wordt het contract tussen kerkvoogdij en Reil
getekend Blz. 01 en
02 (14)
In het rapport van Klaas
Bolt
wordt vastgesteld dat het orgel aan een grondige restauratie toe is:
Windvoorziening: de windmotor staat in een slechte
dempkist
Windladen: zij vertonen grote scheuren
en hebben veel door- en bijspraak. De pulpeten zijn zwart uitgeslagen
Pijpwerk: Het pijpwerk is bijna origineel bewaard,
maar de beschadigingen dient te worden gerepareerd; de lijmnaden van de houten pijpen laten los en de trompet
is gedeeltelijk onbruikbaar en moet veel mooier kunnen klinken.
Klaviatuur:Bovenklavier van Van Oekelen en
onderklavier van Scheuer. Er ontbreken 6 opschriften op de registerknoppen.
Het pedaalklavier is later vernieuwd.
Mechaniek:
Zware speelaard
Kas: Houtworm aangetroffen (14)
In het restauratierapport wordt voorgesteld de volgende werkzaamheden uit te
voeren:
Windvoorziening: Alle drie de spaanbalgen
worden weer in werking gesteld en nagezien op scheuren en lekkages; nieuw leer
op de kanalisatie; er komt een nieuwe dempkist voor de windmotor en hij
wordt op veren gezet
Windladen: De windladen
worden uit elkaar genomen en opnieuw verlijmd; De pulpeten worden vervangen;
Nieuw leer op de ventielen; telescoop-ringen om temperatuursinvloeden zoveel
mogelijk uit te schakelen.
Pijpwerk: Repareren
beschadigingen veroorzaakt door het vele stemwerk als gevolg van de ondichte
windladen; vervangen van de niet origineel van de discant van de Flageolet door
nieuw pijpwerk;repareren losgelaten lijmnaden houten pijpen; vervangen leer van
de stoppen in de houten pijpen; repareren van klarinet en trompet; vooral de
trompet moet veel beter kunnen klinken. De wijziging door van Oekelen worden
integraal gehandhaafd.
Klaviatuur: De speeltafel
wordt uit elkaar genomen en geheel nagezien en gereinigd; Vermindering van de
speling in het klavier door het invoeren met perkament; vervangen van leer en
kernlaken; bijmaken missende registerplaatsjes; Omdat het pedaalklavier ook niet meer oorspronkelijk is,
zal er een nieuw vervaardigd worden. Men kiest voor een kopie van het pedaalklavier van
het Scheuer-orgel in de Hervormde kerk van Oldemarkt.
Mechaniek: Geheel nazien en schoonmaken
Kas:
Houtworm wordt bestreden en reparatie van beschadigingen. Restauartie van het
lofwerk en vervangen van totaal verwormde delen. (14)
De kerkvoogdij, met als president-kerkvoogd de
heer K.H.van Tarel, stelt alles in het werk om deze restauratie door te laten gaan. Buiten
de Rijkssubsidie komt het grootste gedeelte van de kosten voor rekening van de
kerkvoogdij. Voor de zoveelste keer gaat men in het dorp "met de pet rond" en
weer laten de inwoners van Dalen zich van hun beste kant zien. Het benodigde bedrag komt
bij elkaar! Zo wordt het orgel in 1971, op de kas en de frontpijpen na, overgebracht naar
de orgelwerkplaats van de Gebr.Reil in Heerde. Nadat alles volgens plan is gerestaureerd,
wordt het orgel weer opnieuw opgebouwd.
Op zaterdagavond 13 november werd het weer in
gebruik genomen en kon de heer Van Tarel, na een kort verslag van de restauratie, het
orgel voor hernieuwd gebruik in de eredienst overdragen aan ds.W.de Jong, voorzitter van
de kerkeraad.
De heer J.L.Reil gaf een toelichting op de restauratie. Aan deze
ingebruikneming werd ook meegewerkt door het Hervormd Kerkkoor o.l.v. Fokke Gnodde,
terwijl de gemeente-zang begeleid werd door de pas benoemde organist, de heer G.Huizing
uit Coevorden.
Een nieuwe organist? Jazeker! Na zeven jaar op een steeds beroerder spelend
en klinkend orgel geploeterd te hebben, was het Roelof Hopster niet meer mogelijk om
vast aan de Daler kerk verbonden te blijven. Een nieuwe baan in de nieuwe woonplaats
Rotterdam maakte dat vrijwel onmogelijk. Het orgel in perfecte staat en het dan niet meer
"het jouwe" te mogen noemen! Gelukkig kwam van de kerkvoogdij de uitnodiging om
bij de ingebruikname van het orgel een paar solo's te laten horen. Een blijk van
waardering voor het werk van al die jaren.
Dispositie:
Hoofdwerk | C-f3 | Bovenwerk | C-f3 | Pedaal |
Prestant | 16' disc. (S) | Holfluit (O) | 8' | Aangehangen |
Bourdon | 16' (S) | Viola da(O) Gamba | 8' | |
Prestant | 8' (S) | Preastant (O) | 4' | |
Holpijp | 8' (S) | Fluit (O) | 4' | |
Octaaf | 4' (S) | Gemshoorn(S) | 2' | |
Fluit | 4' (S) | Flageolet (S) | 1' | |
Quint | 3' (S) | Clarinet (O) | 8' b/d | |
Octaaf | 2' (S) | |||
Cornet | V disc. (O) | |||
Mixtuur | III-IV (O) | |||
Trompet | 8' (S) |
Afsluiter
3 spaanbalgen
Gedeelde koppel bas/discant
Tremulant op het gehele orgel
Windlosser
Beeldbank Drents
Archief
Foto:
Geert Jan Pottjewijd
1977: Bij de tweede fase van de kerkrestauratie in 1977 krijgt de orgelkas na eerst in wit en later in palissander uitgevoerd te zijn geweest, z'n huidige rode kleur. Ook wordt er nieuw verguldsel op aangebracht en krijgt het houtsnijwerk aan de zijkanten en aan de achterkant een bekleding van groene stof. Monumentenzorg vindt de in gouden letters uitgevoerde namen op de balk onder het orgel niet passend bij het geheel. Daarom worden ze verwijderd en als compensatie wordt een houten herinneringsbord vervaardigd. Dit wordt opgehangen onder de orgelgalerij en vermeldt de namen van de kerkvoogden en de dominee in 1850, van de kerkvoogden en de organist in 1857, van de kerkvoogden en de dominee in 1920 en van de kerkvoogden en de dominee in 1977. Het orgel te zien en te horen is een lust voor oog en oor en zo bezit de Hervormde Gemeente van Dalen weer een uniek orgel met, zoals gebleken, een uitermate boeiende geschiedenis!
1990: Er werden plannen gemaakt voor het
toevoegen van een vrij pedaal met een Subbas 16' en een Prestant 8'. Reil bracht op 5 september een offerte hiervoor
uit. De plannen werden echter niet gerealiseerd.(14)
Tekening van het plan. Klik op de afbeelding voor een vergroting
2002/2003:
Reil voert groot onderhoud uit aan het orgel onder advies van Jan Jongepier. Zie
het adviesrapport d.d. 13 november 1999 blz.
00,
01,
02,
03,
04,
05,
06,
07,
08,
09
10 en het
contract d.d. 21 maart 2002.(14)
Uitgevoerde werkzaamheden:
Klaviatuur:
Schoonmaken; speling wegnemen; beledering tussenlijst vernieuwen ca. 8
toetsplaatjes bijzoeken en vernieuwen; pedaalrammel terugbrengen
Speel- en registermechaniek: schoonmaken en nalopen;
geleidingen, sleepgang en trekstangen nazien/verbeteren
Kas: Schoonmaken; nazien van hang- en sluitwerk; controle houtworm
Windvoorziening: Controle balgen en kanalen
Pijpwerk: Schoonmaken; steminrichtingen herstellen,
normaliseren stemlapjes in korte pijpen verwijderen; bovenranden herstellen;
beschadigde voeten herstellen; De Cometbanken zullen een kwart slag worden
gedraaid en naast elkaar in de middenas van het orgel worden geplaatst; De
voeding wordt uitgevoerd in loden conducten of houten vervoeiblok; Blaasvorming
op de pijpen door vernieuwing te herstellen na rapportage adviseur.
Opgang stemvloer: De opgang naar de stemvloer van
het Bovenwerk te vervaardigen door plaatselijke timmerman in overleg met
Orgelmakerij Gebr. Reil b.v.
Op 12 december 2002 schrijft Jan Jongepier
het eindrapport. Blz. 01 en
02 (14)
Het orgel wordt op 26 april 2003 weer in
gebruik genomen met een concert door Jan Jongepier.
Programma door Jan
Jongepier:
1. Moritz Brosig (1815-1887) Fantasie 'Christ ist erstanden'
2.
Max Reger (1873-1916) Jesus meine Zuversicht (op. 67 no. 20)
3. Joh. Chr.
Oley: (1738-1789) Jesus meine Zuversicht
4. Johann Seb. Bach (1685-1750)
Adagio uit fluitsonate in g BWV 1020
5. Alexandre Guilmant (1837-1911) Marche
upon Handels 'Lift up your heads’, op. 15
Van de Stichting tot Behoud van het Nederlands
Orgel werd een subsidie verkregen van EUR 1.000,= (15)
Foto: Geert Meendering (03)
2014-2016: Er wordt onderzocht of de groene kleurstelling
achter de ornamenten van het orgel. kan worden bijgesteld Er wordt
overlegd gepleegd met Reil en de dienst Cultureel erfgoed. (13)
De kleurstelling is inmiddels na overleg met orgelmaker Reil en cultuurambtenaar
van de gemeente Coevorden gewijzigd.
De volgende wijzigingen werden
aangebracht:
-De groene beplating achter de zijvleugels is verwijderd.
-De achterzijde is bijgekleurd in de mahoniehouten kleur, die er reeds gedeeltelijk op was aangebracht. Na verwijdering van de beplating kwam er een kale achterzijde van het snijwerk tevoorschijn.
-Van
de ornamenten op de torens is de groene kleur verwijderd en geverfd in
Bentheimer zandsteen wit.
-De bladgoud versieringen zijn ongewijzigd
gebleven. (16)
2016: Groot onderhoud
door Reil op basis van een rapportage van orgeladviseur Aart van Beek.
1.
Vervanging van de leermoeren door nieuwe onder de laden.
2. De lederen
verbindingsstroken van aanhaakdraden van ondermanuaal met het pedaal zijn
vervangen door gefestonneerde messing aanhaakdraden.
3. Binnenin de orgelkas
was er sprake van een soort droge aanslag/schimmel; dit is voorzover bereikbaar
verwijderd.
4. Er zijn enkele metalen pijpen verlengd en van het houten
pijpwerk , waarvan de stoppen vastzaten (Bourdon 16 en Holpijp 8), is nieuw vilt
en leer aangebracht.
5. Klaviermechanieken zijn opnieuw afgeregeld en
voorzover nodig is pijpwerk bijgestemd.
Verder wordt een klimaatonderzoek
door Cultureel Erfgoed nog overwogen. (17)
Foto Geert
Meendering (2016) (16)
Foto's Geert Jan Pottjewijd
Organisten:
Roelof Hopster: (1945-2015) organist in
Dalen van 19xx-19xx
Meppeler Courant 2013-12-06 Klik op de afbeelding voor een vergroting
Sinds 2006 hebben de volgende organisten diensten begeleid: Geert Meendering uit Borger,
Johan Westerbeek (2006-2013) uit Stieltjeskanaal, Mw. E. Blom (2006-2014) uit Schoonebeek, Dre Kruizenga uit Beilen en Bert Otten uit Beilen.
(13)
Bronvermelding:
De kerkvoogdij voor de rechtbank
Het is oktober 1861 en de deurwaarder van Dalen, Harm Schut, is bezig met een van de
merkwaardigste opdrachten, die hij ooit heeft uitgevoerd. Hij is onderweg met een
deurwaardersexploot naar niemand minder dan Jan Caspers, voorzitter van het College van
kerkvoogden van de Hervormde kerk. Wat is er aan de hand? Het is schilder Jan Jacobs Glas,
die het leven van de kerkvoogden er niet gemakkelijker op maakt. Er is een flinke ruzie
over de rekening voor het schilderen van het nieuwe orgel ontstaan. De kerkvoogdij had dit
schilderwerk niet aanbesteed, maar aan de orgelbouwer Van Oeckelen gevraagd, wat het
schilderen van het orgel ongeveer zou gaan kosten. Van Oeckelen schatte het verfwerk op
dertig à vijfendertig gulden en van dit bedrag uitgaande, gaf de kerkvoogdij schilder
Glas opdracht het orgel te schilderen. Toen de schilders-werkzaamheden in november 1857
gereed waren, vroeg men de rekening. Die liet even op zich wachten en kwam pas in maart
1858. In plaats van vijfendertig gulden vermeldde de rekening een bedrag van meer dan
honderdtachtig gulden! De kerkvoogdij was hevig verontwaardigd. Dat was toch niet
mogelijk! Men bestudeerde de gespecificeerde nota nauwkeurig en kwam tot de conclusie, dat
er zaken op de rekening voorkwamen, die veel te hoog gesteld waren. Dat er bijvoorbeeld
meer verfstoffen op voorkwamen, dan gebruikt hadden kunnen worden en dat er meer werkuren
(à f 0,15) waren opgegeven, dan in die tijd van het jaar gewerkt konden worden. Kortom,
de kerkvoogdij vond de rekening van schilder Glas veel te hoog en was niet van plan te
betalen. Ondanks de aanmaningen, die ze ontvingen. Na meer dan twee jaar vruchteloos
gepoogd te hebben om z'n geld te krijgen, blijft er voor Glas niets anders over dan een
advocaat in de arm te nemen en een rechtzaak tegen de kerkvoogdij aan te spannen bij het
Kantongerecht te Hoogeveen. De rechter, Jhr.mr. Van Holthe tot Echten, hoort beide
partijen en merkt al gauw, dat men niet goedschiks tot overeenstemming kan komen. De
partijen houden hardnekkig aan hun standpunt vast. Om tot een rechtvaardig vonnis te
komen, besluit hij op 15 oktober 1861 zelf naar de kerk van Dalen te gaan, om
hoogstpersoonlijk poolshoogte te nemen. Hij komt niet alleen, maar roept Jacob Seijdel,
Hermannus Stoter en Jacob Scholten op als getuige-deskundigen. Ze zijn alle drie
huisschilder te Hoogeveen. Dit gezelschap betreedt op zaterdagmorgen 2 november om tien
uur de kerk. De schilders beoordelen de werkzaamheden van hun collega Glas en delen hun
bevindingen mee aan de Edelachtbare. Er wordt een proces-verbaal van opgemaakt. Op 19
november 1861 wijst de kantonrechter "In naam des Konings" vonnis. Hij is tot de
conclusie gekomen, dat de overeenkomst tussen de kerkvoogdij en schilder Glas erg
onduidelijk is. Glas heeft ondermeer de banken op de orgelgalerij geverfd en de muur
achter het orgel gewit. Ook heeft hij de ramen van de kerk schoongemaakt. De kerkvoogdij
ontkent echter hiervoor opdracht te hebben gegeven en Glas kan niet aantonen, dat dit wel
het geval is. De rechter bepaalt, dat er dan ook geen geld voor toegewezen kan worden en
beslist, dat de kerkvoogdij aan Glas het bedrag van f61,- plus de daarover verschuldigde
rente moet betalen. Een heel verschil met de f 184,- die in rekening gebracht was. Elk van
de partijen wordt veroordeeld tot het betalen van de helft van de kosten van de rechtzaak,
zijnde f49,-.