Diever, Hervormde kerk
plaats uit de
Nieuwe Drentsche Volksalmanak van 1889
De driebeukige kerk van Diever behoort tot de meest imposante dorpskerken van Drenthe.
Uit opgravingen tijdens de restauratie (1955-'59) is gebleken dat vroeger op deze plaats
enkele langgerekte houten zaalkerken hebben gestaan met de ingang aan de lengtezijde.
Daarna kwam er in de 12e eeuw een romaanse tufstenen kerk met een versmald rechtgesloten
koor. In de 14de eeuw werd het Romaanse koor afgebroken en vervangen. De kerk was
voor de reformatie gewijd aan Sint Pancras. Bij de Romaanse kerk stond een vrijstaande
tufstenen toren. Deze is echter gesloopt en vervangen door een bakstenen toren die tegen
de westgevel van de kerk werd opgetrokken en nu het oudste deel vormt van het huidige
kerkgebouw. Het is een eenvoudig, bijna onversierd Romaans bouwwerk, dat aan drie zijden
door de latere gotische kerk is ingesloten. Het onderste deel bestaat uit baksteen, die
bekleed is met tufsteen. Later werd de toren in baksteen verhoogd en kreeg hij aan de
noordzijde een traptoren. Bij de restauratie is het koepelgewelf over de begane grond weer
aangebracht op de nog aanwezige aanzetten. Uit de romaanse periode stammen ook nog de
resten van een klokvorm, waaruit blijkt dat de vroegere klok ter plaatse gegoten was
(vergelijk Vries).
Na enige eeuwen was men blijkbaar uitgekeken op de oude Romaanse kerk en wenste men een
grotere kerk in de toen in zwang zijnde gotische stijl. Mogelijk hangt de vergroting samen
met de toename van het aantal altaren, zoals deze in de loop der Middeleeuwen bij de
meeste kerken plaatsvond. Diever bezat aan het einde der katholieke tijd maar liefst acht
altaren. Na de vervanging van het koor maakte het Romaanse schip plaats voor
het huidige schip, dat in verschillende etappes in de 15de eeuw gebouwd is. Het oudst is
waarschijnlijk de noordbeuk, die evenals het koor eenvoudige rechte beren heeft. Deze beuk
is veel lager dan de hoog opgetrokken zuidbeuk, die kennelijk het jongste deel vormt. Voor
de onderste helft van de muren is de tufsteen van de Romaanse voorganger gebruikt. In de
loop der eeuwen is de kerk niet alleen vergroot, maar ook enkele keren gerestaureerd.
Diever was de hoofdplaats van het Dieverder dingspil. In 1625 heeft de kerk door de
inkwartiering van soldaten veel te lijden gehad. In 1621 en 1759 werd de kerk door
blikseminslag getroffen en brandde grotendeels af. Hieraan herinnert het opschrift boven
de toen vernieuwde zuideringang:
"Wierd 't oude heiligdom door blixsem vour verbrand,*
Het vuur der Godvrucht bragt dit nieuwe huys tot stand,**
Maar wil God, 't heilig vuur van zijnen geest verlenen,
Hier word een kerk gebouwd, van levendige steenen.
*Ao 1759, den 27 augustus **Ao 1760"
De kerk kreeg daarna een houten zoldering en een dakconstructie schuin oplopend als een
lessenaar. Boven de zuidingang herinnert een opschrift aan deze gebeurtenis. Bij de
jongste restauratie werd de kerk herbouwd zoals het was voor de brand.
We gaan door de kleine deur naar binnen en via het portaal komen we in de kerk. De kerk
is als een der weinige in Drenthe geheel in steen overwelfd. De gewelven van koor, schip
en zuidbeuk waren in 1759 ingestort, doch zijn bij de restauratie herbouwd. Dit bracht ook
het herstel van de triomfboog met zich mee. Hierdoor heeft de kerk weer een fraaie
ruimtewerking gekregen, vooral in de hoge lange zuidbeuk, waar de blik direct getrokken
wordt naar het koor met de slanke rijzige vensters. Deze sfeervolle ruimte is thans als
huwelijkskapel ingericht. De gebrandschilderde raam zijn ter nagedachtenis aan Maria
Hillegonda Mulder, die organiste was van 1920 - 1940.
In de zijmuren bevinden zich grote korfbogige nissen. De nissen in de koormuren herinneren
aan de katholieke eredienst, met name de piscina in de zuidoosthoek en de sacramentsnis in
de noordmuur.
Aan de noordmuur hangt een deel van een tufstenen wimberg???, een driehoekig bouwdeel dat
aangebracht werd boven venster- en ingangsbogen in gotische stijl. De inrichting werd hij
de restauratie grondig gewijzigd. De preekstoel verhuisde van de zuidzijde van de
triomfboog naar de noordzijde, waarbij het doophek niet herplaatst werd. De banken zijn
toen alle door stoelen vervangen.
Centraal in het koor staat de avondmaalstafel, een kopie van een 17de eeuwse tafel. Het
avondmaalszilver wordt er tijdens de diensten neergezet Twee zilveren kandelaars uit 1880,
twee zilveren bekers, 1679 en 1797 en twee verzilverde borden. Naast de avondmaalstafel
staat een doopvont van messing op een bewerkte ijzeren standaard. De kroonluchter in het
koor is een geschenk van de provincie Drenthe na de restauratie in 1959. De kroonluchter
in de trouwkapel, is een geschenk van het Prins Bernhardfonds. Bij de opgravingen in 1956
werd onder de kerkvloer een altaarsteen gevonden. In de hoeken en in het midden zijn
kruisjes ingehakt. De preekstoel stamt van na de brand in 1759. Op de lessenaar ligt een
bijbel uit 1868. De smeedijzeren doopbekkenhouder is nog 17de eeuws. De archiefkist in de
zuidbeuk is van 1722. De voornaamste plaats in de kerk was de herenbank (ca. 1760). Hier
zaten de belangrijkste mensen, de 'eigenerfden'. Aan de westzijde tegen de
torenmuur hangt een drieluik, geschilderd door mevrouw D. Aalbers-Kollewijn, 'Wees uw
broeders hoeder'. Onder de toren was vroeger een gevangenis waarin landlopers, dronkaards
of ander gespuis soms een nacht moesten doorbrengen.
Een opmerkelijk inventarisstuk is het grote drieluik in de zuidbeuk, geschilderd door D. Aalbers-Kollewijn. In het midden buigt God de Vader zich zegenend voorover, een verblindend licht uitstralend. Onder hem Eva, Maria en oud-testamentische figuren Het linkerpaneel toont Christus, wiens lichaam bestaat uit mensen: bruin, blank, geel; jong en oud. Daaronder in afgesloten ruimten de in afzondering levende mensen zoals een ziek kind, een bejaarde en een invalide. Weer lager de het in donker levende mensen: de misdadiger, de dronkaard, de zwerver. Tussen God en Christus zien we in het donker om licht te brengen: een augustijner monnik (Luther), een predikant met bijbel en een pottenbakker als kunstenaar. Naast het hoofd van Christus het intelligente, maar liefdeloze gezicht van de duivel. Op het rechterpaneel symboliseert een duif de Heilige Geest, die zijn stralen zendt over de naar de hemel optrekkende rij van mensen. Over de kunstzinnige kwaliteiten kan men verschillend denken, maar over de inhoud kan niet anders gezegd worden dan dat hier op een moderne en aangrijpende wijze de kernthema's van het evangelie in beeld gebracht zijn.
In de keienbestrating rond de kerk zijn verschillende christelijke symbolen gelegd, zoals kruis, vis en Christusmonogram.
Het Mirakel:
Het verhaal gaat dat in het jaar 1217 kanunnik Thomas Olivier door de Olde Lantschap trok
om mannen te werven voor een tocht naar het Heilig Graf. De priester van Diever, Adolf
voelde hier weinig voor en ook zijn parochianen waren niet bijzonder enthousiast. Priester
Adolf geraakte in een geloofscrisis en bad om een visioen. Toen de priester enige tijd
daarna tijdens het opdragen van de mis voor het Agnus Dei de hostie ophief, zag hij op de
hostie het beeld van de Moeder Gods met het kindje Jezus op haar schoot en aan de andere
zijde het Lam Gods. Adolf was hier door in hoge mate aangedaan en met luide stem
verkondigde hij de menigte wat hij zojuist ervaren had. De toehoorders waren door dit
mirakel zo getroffen dat een aantal besloot ter ere van het Heilig Sacrament als
kruisvaarder naar het Heilige Land te trekken. De mare deed echter de ronde dat priester
Adolf niet alleen uit geloofsovertuiging handelde. Hij hield het met een vrouw en dat was
niet toegestaan. Door het visioen zag hij in dat hij verkeerd bezig was. Hij raadde de
vrouw aan om zich in het klooster van Ruinen terug te trekken.
Bronnen: | Dr. Regn. Steensma Lang de oude Drentse kerken (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn) |
Drentse Courant 2000/2001 Serie kerken in Drenthe | |