Emmen, Goede Herder kerk (Gereformeerd Vrijgemaakt), van 1964-1977
Gereformeerde Oosterkerk
De
voormalige Gereformeerde Oosterkerk (synodaal)
1962:
Voordat de kerk gebouwd is komt Reil al met de
aanbod voor een nieuw orgel. (11)
1964: De Gereformeerde kerk Emmen (Synodaal) bouwt een nieuwe kerk en
noemt die eerst de Oosterkerk. Later wordt de kerk omgenoemd tot Goede Herder
kerk.
In de kerk wordt een één-manualig orgel van Pels en van Leeuwen
geplaatst. Het orgel wordt geplaatst op een balkon.
Manuaal: C-g''' | Pedaal: C-f' |
Roerfluit 8' | Aangehangen |
Prestant 4' | |
Fluit 4' | |
Octaaf 2'* | |
Fluit 2' | |
Mixtuur IV |
*is een koor van de Mixtuur, sinds 1986 ook zelfstandig speelbaar. Mechanische toets - en registertractuur
1977: De kerk wordt verkocht aan de Gereformeerd Vrijgemaakte kerk van Emmen. Het orgel wordt mee verkocht.
De Gereformeerd Vrijgemaakten kerkten hiervoor aan de
Jonkershof in Emmen
1984-1986: Bij de aanschaf van dit orgel speelt een schenking
een grote rol, waardoor men in staat wordt gesteld een nieuw groter orgel aan te schaffen.
Op basis van een aanvraag door de kerkenraad
doet Reil op 11
mei 1984l een voorstel voor een nieuw orgel van 11 stemmen in de vorm van
een 4-voets positief, zoals voor Linschoten is gebouwd. Hij maakt daarbij de
opmerking dat hij een bezoek aan de kerk wil brengen om de akoestiek te
beoordelen.
Op 31 januari 1985 informeert Reil naar
de stand van zaken, omdat ze nog geen antwoord hebben gehad op hun aanbod van 11
mei 1984.
Op 28 maart doet Reil een 2e voorstel voor de bouw van een nieuw
orgel. (Blz. 01, 02, 03 en 04).
In dit voorstel komen de volgende varianten aan de orde:
- éénklaviers
orgel op basis van een prestant 8' met op het pedaal een Subbas 16'
-
tweeklaviersorgel op basis van een prestant 8' met één windlade en een pedaal
met subbas 16'
- tweeklaviers orgel op bsais van Prestant 8' met
hoofdwerk en rugwerk en 12 stemmen.
- tweeklaviers orgel idem als
vorige, maar met hoofdwerk en onderpositief
Op 18 november 1985
informeert Reil weer naar de stand van zaken, omdat ze nog geen antwoord hebben
ontvangen op hun 2e offerte van 28 maart 1985. Op 25 maart 1985 heeft Reil de
kerk bezocht. Blijkens een aantekening op de brief door Reil wordt de kerk
blijkbaar op dat moment intern verbouwd.
Het
contract is getekend op 7 februari
1986.
Op 27 februari 1986 stuurt Reil een
brief (blz. 01, 02, 03 en 04) met
de omschrijving van het nieuwe orgel en het contract. Op 30 januari zijn de
details in Emmen besproken. Hij raadt aan het
orgelbalkon te verlagen vanwege esthetische en praktische overwegingen. UIt de
offerte blijkt dat men heeft gekozen voor de 4e variant (Hoofdwerk , onderpositief,
pedaal). Het open schrootjesplafond is inmiddels sterk verbeterd door de
schroten te verbinden zonder tussenruimte. Reil biedt aan het huidge orgel
kostenloos te verplaatsen naar de begane grond als men het orgelbalkon verlaagt.
Ook kan dan het front worden verhoogd tot een 8-voets front ipv. een 6 voets
front.
In een brief van 26 februari
1986 worden nog enkele details aan de orde gesteld.
Blijkbaar is besloten
een nieuw orgelbalkon te bouwen. Zie de brief van Reil d.d.
17 juni 1986. Er is inmiddels een
aanvang gemaakt met de bouw van het orgel.
Het snijwerk werd gemaakt door de
houtsnijder M. Moser uit Kollerschlag in Oostenrijk. Zie brief van Reil d.d.
9 mei 1986
Op
21 juli 1986 gaat Reil akkoord met
het ontwerp van het orgelbalkon door Sterenberg & partners.
Op
22 augustus verstrekt Reil aan
Pathuis nadere gegevens voor het nieuw te maken orgelbalkon. Reil verwacht eind
oktober met de plaatsing in de kerk te kunnen beginnen.
Op 2 september stuurt
Sterenburg een ontwerptekening van het orgelbalkon en vraagt om terugkoppeling
door Reil. (11)
Ontwerptekening van het nieuwe orgelbalkon door Sterenberg en Partners.. Klik op
de afbeelding voor een vergroting. (11)
Kladtekening van het orgel. Klik op de afbelding voor een grotere versie. (11)
Definitieve tekening orgel met orgelbaustrade door Reil. Klik op de afbeelding
voor een vergroting. (11)
Tekening van de plaatsing van het orgel in de kerk. Klik op de afbeelding voor
een vergoting. (11)
Het door Reil uit Heerde gebouwde instrument wordt op 19 december 1987 in gebruik genomen
met ee kerkdienst. Zie het ingebruikname boekje (blz.
01, 02, 03, 04 en 05).
Bij de bouw was geen adviseur betrokken. (11)
Artikelen uit krant
en(Emmer Courant, Nieuwsblad vh Noorden?) van de ingebruikname (11)
Bericht uit het
tijdschrift Kerk en Muziek 1987-04 van de VOGG
Bestaande orgel:
Het Pels-orgel wordt voor f 15.000,- verkocht aan Pels en van Leeuwen en
later geplaatst in de Pastoor Van Arskerk te Den Haag. Het orgel wordt dan grondig schoongemaakt
en de kas wordt in in kleur en afwerking aangepast aan de nieuwe ruimte. De frontpijpen
worden opnieuw
gepolijst. Een deel van het pijpwerk wordt vernieuwd. Adviseur: Ton van Eck namens de
KKOR. (bron: ingebruiknamebrochure) (01)
Foto (09)
Dispositie:
Hoofdwerk | (C-f''') | Onderpositief | C-f''' | Pedaal | C-d' |
Praestant | 8' | Gedekt | 8' b/d | Subbas | 16' |
Holpijp | 8' | Viola | 8' disc. | ||
Octaaf | 4' | Fluit | 4' | ||
Octaaf | 2' | Nachthoorn | 2' | ||
Cornet | IV disc. | Dulciaan | 8' | ||
Mixtuur | III-IV | ||||
Trompet | 8' b/d |
Foto (09)
Koppelingen:
Pedaal aan Hoofdwerk
Pedaal aan Onderpositief
Hoofdwerk aan Onderpositief
Tremulant op het hele werk.
Het instrument is geplaatst op een nieuwe galerij. Aan de rechterkant ligt de spaanbalg
die de windvoorziening regelt. Het front is een variant op de Schnitger-fronten te Godlinze en Eenum , die rond
1983/1984 door Reil werden gerestaureerd. Ook de Schnitger-orgels te Harkstede en
Blankenhage zijn van
dit type. Ook in de klank, met name van het prestantenkoor, lijkt Schnitger het grote
voorbeeld geweest te zijn. De dispositie van het Onderpositief, de aanwezigheid van een
Cornet en de ruige, stevige klank van de Trompet doen aan een iets later klankbeeld
denken. Ik doel daarbij op het werk van orgelmakers als Hinsz, Van Gruisen en de jonge
Lambertus van Dam. Door deze brede oriëntering op het Noord-Nederlandse barokorgel is er
in Emmen een boeiend en veelzijdig nieuw instrument gerealiseerd. De klank heeft een grote
intensiteit en zeggingskracht. Het plenum is fors, de fluiten mooi introvert, de
Nachthoorn is de speelse bekroning daarvan. Heel geslaagd zijn ook de beide tongwerken en
de verstilde Viola.
Meer gegevens over dit instrument zijn te vinden in het contract
van de orgelmakers Reil.
1993-1997: Op 23-02-1993 ging er een
brief met een
tekening van het nieuwe gebouw uit
naar een aantal orgelbouwers of zij wilden meedoen in een offertetraject voor
een nieuw orgel. (11)
De eerste activiteiten van de
orgelcommissie ter voorbereiding van de aanschaf van een nieuw orgel dateren uit het
voorjaar van 1993. De verzekering keerde voor het verbrande orgel drie ton uit, daar moest
de commissie het vooralsnog mee doen. De opdracht die zij meekreeg luidde "Een
mechanisch pijporgel te realiseren, waarbij de dispositie van het orgel de instemming van
de beide organisten diende te hebben". Even is de aanschaf van een elektronisch
orgel in de kerkenraad overwogen. Maar dat werd ongepast gevonden tegenover te schenker
van het eerste orgel, die liet weten dat hij er van uitging dat het nieuwe orgel tenminste
gelijkwaardig aan het vorige zou zijn. In dit stadium van voorbereidend werk was als
adviseur Hans van Nieuwkoop hij het project betrokken. Enige tijd zag het er naar uit dat
de orgelmaker Henk van Eeken een nieuw orgel voor de kerk van Emmen zou gaan leveren. Een
reis van de orgelcommissie langs instrumenten van een vijftal orgelmakers (waaronder Van
Eeken) leidde eind 1994 echter tot de conclusie dat om financiële redenen de bouw van een
geheel nieuw orgel niet verstandig zou zijn. De opdracht aan de commissie werd daarop
verruimd, zodat ook de mogelijkheid een bestaand orgel over te nemen in beeld kwam. In de
herfst van 1995 bood de firma Kaat & Tijhuis te Kampen per advertentie een orgelkast
uit ca. 1850 en het pijpwerk van zestien registers van een Steenkuyl-orgel te koop aan. Op
die advertentie reageerde de Emmer orgelcommissie, en dat brengt ons dan bij de tweede
brand. Op hervormingsdag 1989 brandde in Amsterdam-Oost de hervormde Muiderkerk aan de
Linnaeusstraat vrijwel tot de grond toe af. Alleen de markante toren bleef fier overeind
staan. In deze karakteristieke neo renaissancistische kerk stond een in 1892 door de firma
D.G. Steenkuyl te Amsterdam vervaardigd twee-klaviers orgel. Na de brand bleek dat de
vrijstaande pneumatische speeltafel daarvan als verloren moest worden beschouwd. Ook de
frontpijpen hadden het inferno niet doorstaan. Het pijpwerk van het orgel daarentegen was
wel rijkelijk besproeid met bluswater; maar toch niet reddeloos verloren. Niet meer
bruikbaar waren de laden. De firma Kaat & Tijhuis, die het orgel in onderhoud had,
sloeg de kas en het pijpwerk in haar bedrijf op in afwachting van een goede bestemming.
Die gelegenheid deed zich zes jaar later voor. In november 1995 gaf de kerkenraad van
Emmen de firma Kaat & Tijhuis de opdracht een nieuw mechanisch orgel voor de Goede
Herderkerk te bouwen, met gebruikmaking van de orgelkas en het pijpwerk van het
Amsterdamse Muiderkerkorgel. Voor adviseur Van Nieuwkoop was dat het moment terug te
treden, volgens voorzitter De Ruiter van de orgelcommissie omdat hij zich niet kon
verenigen met het besluit het voormalige Muiderkerkorgel van mechanische sleepladen te
voorzien. Een jaar later, op 23 november 1996, werd het orgel in Emmen in gebruik genomen,
met een bespeling door Ab Weegenaar; organist van de Bovenkerk te Kampen. Hij verrichtte
ook de eindkeuring.
De nieuw gebouwde
kerk (09)
Beschrijving vanuit het blad Eredienst (1997-01) door Arie Goud van de
Vereniging van Gereformeerde Kerkorganisten (VGK)
Geschiedenis van het Steenkuyl-orgel te Amsterdam:
Steenkuyl bouwde het orgel in 1892 volgens het toen moderne pneumatische systeem, d.w.z.
het Duitse "Rohren"-systeem. Bij de oplevering had het de volgende dispositie:
Onderklavier | Bovenklavier | Pedaal | |||
Bourdon | 16' | Salicionaal | 8' | Bourdon | 16' transm |
Prestant | 8' | Viola da Gamba | 8' | ||
Roerfluit | 8' | Holpijp | 8' | ||
Octaaf | 4' | Roerfluit | 4' | ||
Quint | 3' | Dulciaan | 8' | ||
Octaaf | 2' | ||||
Mixtuur | III | ||||
Cornet | IV | ||||
Trompet | 8' |
Koppelingen: HW-BW, HW-Pedaal en BW-Pedaal
Vaste combinaties voor P, MF, F
voor HW en BW afzonderlijk
Combinatietrede volle werl BW en HW
Tremulant
Pneumatische kegelladen (08)
Advertentie van Steenkuijl uit Het orgel 1900/01
1915: Steenkuijl & Recourt breiden het orgel uit een met een vrij
pedaal: Violon 16', Violonbas 8' en Fluitbas 8' (08)
1951: Verweijs breidt het Bovenwerk uit met een Nachthoorn
2' en een Scherp III (electrische lade) (08)
1970: Restauratie door Fonteijn & Gaal. Op het Bovenwerk
wordt de Salicionaal vervangen door een Prestant 4' en wordt de Nachthoorn 2'
vernieuwd. (08)
1989:
Kerkbrand, waarbij het orgel wordt beschadigd. (08)
Foto reliwiki (10)
Bericht uit het Orgel 1893-04 juni omtrent de ingebruikname te Amsterdam
Het orgel was verder nog voorzien van speelhulpen als vaste combinaties en koppelingen.
Steenkuyl paste de pneumatiek niet altijd toe. Het orgel van de Wilhelminakerk in
Rotterdam-Zuid, in 1900 gebouwd, had bijvoorbeeld mechanische tractuur met een
Barker-machine voor het hoofdmanuaal. De dispositie van het orgel van de Muiderkerk
onderging later enkele wijzigingen, voor het laatst in 1970 door Fonteyn & Gaal.
Niettemin bleef het overgrote deel van het pijpwerk en voor een belangrijk deel het
klankkarakter onaangetast.
Vervolg opbouw te Emmen:
Het pijpwerk, dat voorheen op pneumatische laden stond,
werd in Emmen op mechanische sleepladen geplaatst. Dat heeft geen noemenswaardige
problemen opgeleverd ten aanzien van de intonatie. Het pijpwerk spreekt in Emmen goed aan,
de klank van de onderlinge registers mengt zich naar wens met andere stemmen en er is
sprake van een mooie opbouw binnen de registerfamilies, alles natuurlijk in het kader van
het orgeltype à la Steenkuyl. Steenkuyl maakte later nog wel mechanische orgels en de
factuur van zijn vroege orgels staat nog heel dicht bij het tamelijk klassieke orgeltype
van Flaes, die op zijn beurt weer uit de school van Bätz kwam.
In het bij de ingebruikneming van het Emmer orgel verschenen boekje "Als een parel
in een kroon" staat op pagina 18: "De orgelbouwcommissie, die met dit
orgel een historisch instrument in huis haalde, wilde daarom terug naar het begin en koos,
voor zover mogelijk, voor de oorspronkelijke dispositie. Dat was ook de wens van de
orgelbouwer".
Wie de huidige dispositie van het orgel vergelijkt met de oorspronkelijke constateert
enkele belangrijke verschillen. Zo is de Cornet van het hoofdmanuaal naar het Bovenwerk
verplaatst. Verder zijn een Fluit 4' (HW) en een Flageolet 1' (BW) aan de dispositie
toegevoegd, op voorstel van de organisten. De andere verschillen (Prestant 4' i.p.v.
Salicionaal 8') en de toevoeging van de Nachthoorn 2' zijn terug te voeren op de
restauratie uit 1970. Laten we deze verschillen eens kritisch bekijken. Bij Steenkuyl
(maar ook bij Flaes, Witte, Bätz en anderen) heeft zo'n Cornet op het hoofdmanuaal niet
alleen een functie als soloregister voor het laten uitkomen van een cantus firmus, maar
ook als versterking van of alternatief voor de discant van de Trompet 8' (dat verklaart
tevens de bas/discant-deling) en als een soort laatste klankreserve voor het tutti. In de
klankopbouw volgt na de labialen 8', 16' en 4' reeds de goed mengende Trompet 8',
vervolgens komen de labialen 3' en 2', de Mixtuur en als laatste de Cornet. Nu staat in
Emmen de Cornet op het Bovenwerk, als weliswaar fraai soloregister; maar uitermate
geïsoleerd van het Hoofdwerk dat in het tutti in de discant duidelijk wat mist. Via de
manuaalkoppeling is dat wel enigszins op te lossen, maar ideaal is dat niet. In het
ensemble van het Bovenwerk is de Cornet als te overheersend onbruikbaar. Anders gezegd: de
plaatsing van de Cornet op het Bovenwerk is een afwijking van de eigenschappen van het
Hollandse negentiende-eeuwse orgel. De toevoeging van een Fluit 4' aan het Hoofdwerk is
zonder meer een verrijking en stilistisch volledig te verdedigen. Het is een mooi vol
klinkend gedekt register; dat perfect aansluit hij de stevige Roerfluit 8'. De Prestant 4'
van het Bovenwerk draagt die naam ten onrechte.
Foto: Wieger van Asperen
Het is een fijn strijkende Salicet 4', ontstaan uit het opschuiven van de Salicionaal 8' van Steenkuyl. In combinatie met de zachte Viola di Gamba 8' ontstaat een fijnzinnig strijkerskoor. Om de dynamische mogelijkheden in de grondstemmen van het Bovenwerk te vergroten (van ppp, via pp naar p, kenmerkend voor het laatromantische orgel) was er iets voor te zeggen geweest de Salicionaal 8' te reconstrueren, hetgeen ook nauwelijks moeite had gekost. Eigenaardig is de Flageolet 1', een echt vreemde eend in de bijt. Het is een register dat in een andere klankwereld, die van het rococo-orgel thuishoort. Op zichzelf is het natuurlijk wel leuk voor allerlei speelse effecten, zo'n 1-voet, maar maak dan een heel rococo-orgel, compleet met Fluit travers, Carillon, een tertsmixtuur en een Hollandse Vox humana. In het plenum van het Emmer-orgel ligt de Flageolet erbovenop. Dat de Emmer organisten zo graag nog iets extra's op het Bovenwerk wilden, lijkt me volledig legitiem. Een Nazard 3' zou in zo'n Bovenwerk heel goed mogelijk zijn. Intussen valt er nog genoeg positiefs over dit orgel te zeggen. De eiken windladen, de mechanieken en de tractuur zijn fraai gemaakt, naar historische voorbeelden. De klaviatuur; aan de linkerzijkant in de orgelkas geplaatst, is mooi uitgevoerd. De ligging van de klavieren is prettig, de speelaard precies en uitnodigend voor verzorgd orgelspel. Het oude pijpwerk is met zorg en vakkundig gerestaureerd. Hierboven kwam de intonatie al ter sprake. Opvallend in dit orgel zijn vooral de warme klank van de fluiten. Fraai is vooral ook de discant van de wijde Bourdon 16'. De transmissie van dit register naar het pedaal voldoet goed. Het is bepaald geen zuinig pedaalregister dat je hoort. De Trompet 8' sluit goed aan bij de labialen. De Dulciaan 8' is tamelijk zacht en boventoonrijk. Bepaalde elementen in de klank herkende ik van het orgel van de Oude Kerk in Veenendaal, waarvoor Vierdag in 1974 een belangrijk deel van het pijpwerk van het Steenkuyl-orgel uit de Wilhelminakerk te Rotterdam opnieuw gebruikte. De orgelkast is, in overleg met de architect van de kerk, roomwit geschilderd. De labia van de frontpijpen en het blinderingssnijwerk zijn met bladgoud verguld. In vergelijking met de Amsterdamse situatie ziet het front er wat kaal uit. De beelden van de zijtorens, de harp op de middentoren en de "oren" aan weerszijden van het front bleken verdwenen te zijn. De akoestiek van het Emmer kerkgebouw draagt belangrijk bij aan de gunstige klankontwikkeling van het orgel. Organist Mark de Ruiter vertelde dat bij een gevulde kerk er nog ongeveer een seconde nagalm overbleef. Waar nog nazorg aan besteed moet worden is de windvoorziening, die niet geheel stabiel is. Bij een ook maar iets bewegelijke baspartij, of bij herhaalde akkoorden in de linkerhand staat de orgelklank behoorlijk te dansen. Er is een tamelijk grote magazijnbalg met dubbele vouw, die in een grenen balgkast achter het orgel is geplaatst. Wellicht levert het plaatsen van nog een schokbalg hier het gewenste resultaat op. Daar hoeven we echter niet op te wachten om toch de kerk van Emmen geluk te wensen met dit degelijk gemaakte en in veel opzichten boeiende instrument. Het is ook een aanwinst voor heel Emmen, waar men op orgelgebied bepaald niet verwend is.
Dispositie:
Hoofdwerk | C-f''' | Bovenwerk | C-f''' | Pedaal | C-d' |
Bourdon | 16' | Holpijp | 8' | Bourdon | 16' (transm) |
Prestant | 8' | Viola di Gamba | 4' | ||
Roerfluit | 8' | Prestant | 2' | ||
Octaaf | 4' | Roerfluit | 4' | ||
Fluit (N) | 4' | Nachthoorn | 2' | ||
Quint | 2 2/3' | Flageolet | 1' | ||
Octaaf | 2' | Cornet | III discant | ||
Mixtuur | III bas/discant | Dulciaan | 8' | ||
Trompet | 8' bas/discant |
Winddruk: 80 mm WK.
Samenstelling Mixtuur:
C: 2', 11/3', 1'
c: 2 2/3', 2', 1 1/3'
c': 4', 2 2/3', 2'
Koppelingen:
Ped. + Hoofdwerk
Ped. + Bovenwerk
Manuaalkoppeling
Bronvermelding:
Foto's van Wieger van Asperen