Emmen, Programmaboekje Ingebruikname Gerestaureerde orgel Grote kerk Emmen
Na ruim twintig jaar van voorbereiding en twee jaar van restauratie is het dan eindelijk zover: hetgrondig gerestaureerde en met een vrij pedaal uitgebreide Roelf Meijer orgel van de Grote Kerk in Emmen kan in gebruik genomen worden. Een goede reden om aan dit heuglijke feit in de vorm van een feestelijk orgelweekend aandacht te besteden.
Vrijdagavond 18 juni vindt de officiële
openingshandeling plaats door de mensen van het eerste uur. Zij luidden in het
begin van de jaren tachtig de noodklok over de slechte staat waarin het orgel
verkeerde. Zij riepen het ‘orgelfonds’ in heteven en startten diverse acties
om de benodigde gelden voor de restauratie in te zamelen
Zaterdag
19 juni wordt van 10.30 — 16.30 uur een open orgeldag gehouden. Er vinden
vanaf 12.00 uur op de hele uren (zie programma) orgelbespelingen plaats.
Iedereen is van harte welkom. Tussen de concerten door is het orgel te
bezichtigen en kan het door iedereen die dat wil, onder deskundige leiding
bespeeld worden. Zondag 20 juni zijn er twee diensten: de ochtenddienst waarin
het orgel een hoofdrol speelt met medewerking van de voor deze gelegenheid
uitgebreide cantorij van de Grote Kerk. ‘s Middags om 17.00 uur is er een
Bachcantatedienst. In deze vesperviering staat de cantate BWV1 94: ‘Höchsterwunschtes
Freudenfest’ centraal. Alles onder leiding van Wim van den Brink.
Het
Meijer-orgel in de Grote Kerk te Emmen gerehabiliteerd
Het orgel in de Grote Kerk te Emmen is gemaakt door Roelf
Meijer (1827-1884) uit Veendam in 1873. Het werd op 14 april van dat jaar in
gebruik genomen. Het instrument kostte toen 4.115 gulden.Voor zover bekend was
er in de 18de- en de 19de eeuw geen orgel aanwezig, in de 17de eeuw echter wel.
Dat instrument is in 1672 waarschijnlijk door de vanuit Groningen terugtrekkende
troepen van de bisschop van Munster (‘Bommen Berend’) vernield. Het
Meijer-orgel was gemaakt als een groot dorpsorgel met 18 registers, verdeeld
over twee klavieren en een aangehangen pedaal (geen zelfstandige stemmen). Dat
het orgel degelijk was gemaakt bewijst wel het feit dat pas in 1920 het orgel
voor het eerst uitgebreid werd gerepareerd door de fa. P. van Dam uit
Leeuwarden. Vóór die tijd is er alleen regulier onderhoud gepleegd.
In 1931 volgde de eerste modernisering van het instrument
door de fa. H.W. Flentrop uit Zaandam. Doordat men inmiddels al geruime tijd de
behoefte aan een vrij pedaal voelde, werd het orgel uitgebreid met een
pneumatisch vrij pedaal met twee registers. Ook plaatste men een orgelmotor,
zodat het werk van de balgtreder overbodig werd. Op het tweede manuaal werd een
Vox Celeste 8’ toegevoegd, een aantal pijpen werden vervangen, de hoogst
klinkende pijpenrij van de Mixtuur werd weggenomen en de frontpijpen werden
opnieuw gepolijst. Alle gebreken werden hersteld. Voorts werd het orgel geheel
omgeïntoneerd.
In 1949 werd het orgel opnieuw gerestaureerd (fa. D.A.
Flentrop, Zaandam) en naar de mode van de tijd (de z.g. neo-barok) vrij
ingrijpend gewijzigd. De mechanieken werden verbeterd en een groter vrij pedaal
werd aangebracht (2 extra registers). Daartoe werd de orgelkas naar achteren toe
uitgebreid. De dispositie werd gewijzigd, hetgeen tot gevolg had, dat de
inwendige aanleg direct achter de frontpijpen drastisch werd veranderd. De Gamba
8’ van manuaal I (Hoofdwerk-HW) werd vervangen door een Cornet 5 sterk
discant, de grootste frontpijpen kregen alleen een pedaalfunctie en een
Quintadena 16’ werd bijgeplaatst. De Trompet van het HW kreeg een nieuw
onderste octaaf met opslaande tongen (voorheen ‘doorslaand’). Het 2de
manuaal (Bovenwerk-BW) kreeg een extra Sesquialter 2-3 sterk i.p.v. de
Fagot-Hobo 8’, de Vioolprestant 4’ werd 4 halve tonen opgeschoven tot een
gewone Prestant 4’ (aanvullende baspijpen nieuw) en de Open Fluit 8’ (BW)
kreeg 17 nieuwe pijpen voor de hoogste tonen. Voor het eerst kreeg het orgel een
tremulant. De klank werd opnieuw veranderd. Veel pijpwerk werd een halve of hele
toon opgeschoven, zodat het geheel een wijdere mensuur kreeg. Daarom moesten
pijpen voor de laagste toon (tonen) worden bijgemaakt.Vervolgens werd al het
pijpwerk op een veel lagere winddruk opnieuw geïntoneerd. Het orgel had
inmiddels 23 stemmen, verdeeld over twee klavieren en een vrij pedaal, alsmede
twee koppels en een tremulant.
Vanwege de in die periode nieuw aangelegde verwarming
veranderde nadien de vochthuishouding in de kerk drastisch, waardoor de
windladen en de mechanieken het flink te verduren kregen. Er deden zich daarom
al snel opnieuw allerlei problemen voor. Ook de pneumatiek van het pedaal was
erg storingsgevoelig. In de jaren vijftig deed de fa. Flentrop enkele
voorstellen tot verbetering. De strenge winter van 1962-63 was voor veel orgels
de oorzaak van ernstige droogteschade, zo ook in Emmen. In 1965 werd de kerk
gerestaureerd. Ook het orgelbalkon werd daarbij gemoderniseerd. Het orgel
verkeerde daarna in een slechte toestand. Na deze kerkrestauratie werd een
verzoek om subsidie voor eenorgelrestauratie bij het rijk afgewezen, omdat het
orgel niet op de monumentenlijst stond, zoals zoveel 19de eeuwse orgels in die
tijd. Daarna verdween helaas ook de fa. Flentrop uit beeld. Het zou vervolgens
een halve eeuw tobben worden met het orgel.
Alhoewel men weinig geld had wilde men toch iets ondernemen. Het orgel werd in
1965-66 dan toch gerestaureerd, ditmaal door de goedkope en weinig bekende fa.
E.R. Ottes te Roden. Tijdens het werk werd het aanvankelijke plan op advies van
de toenmalige organist Vic de Val nog enigszins uitgebreid.
Het pneumatische pedaal bleef, de klaviatuur en de koppels werden vernieuwd, de
grote oude blaasbalg werd verwijderd, alleen de regulateurbalg bleef over. In
het HW werd de Mixtuur vervangen door een nieuwe, de Cornet en de Trompet 8’
(zinken bekers) uit 1949 werd vervangen door resp. een Nachthoorn 1’ en een
nieuwe Trompet met bekers van orgelmetaal, de Quintadeen 16’ en dePrestant
8’ en werden resp. aangevuld, danwel van een transmissie voorzien. Van de
Sesquialter van het BW werd het 3de koor weggenomen. Op het pedaal kreeg de
Subbas 16’ nieuwe pijpen van roodkoper en werd de Koraalbas 4’ vervangen
door een Schalmei 4’. De orgelkas werd opnieuw geschilderd en de gesneden
zijvleugels, die in 1949 waren verwijderd en opgeslagen werden weer aangebracht.
Tot slot werd het orgel opnieuw geintoneerd op basis van de aangetroffen
toestand.
De fa. Ottes bleek het werk niet aan te kunnen, zodat de klachten nadien vrijwel
net zo frequent waren dan vóór de ingreep. Al blonk Meijer niet uit in
technisch hoogstaand werk (hij bouwde in sommige opzichten bepaald onlogisch en
slordig), een sterk punt van het orgel was wel de klank.
Door de zich door de tijd heen in snel tempo opvolgende werkzaamheden had het
orgel haar oude klankkracht en –pracht geheel verloren: de klank was futloos
en heel onsamenhangend. Ook technisch was het orgel tot een schim verworden van
wat het eens was.
De periode vanaf 1968 tot aan de laatste restauratie was
een aaneenschakeling van pogingen om het orgel goed gerestaureerd te krijgen.
Met name de restauratie van de toren in 1976 bracht e.e.a. in beweging. Het
orgel had er nogal van geleden. In 1978 diende de fa. Vierdag te Enschede, die
het orgel vanaf 1968 in onderhoud had, een restauratieplan in op basis van
voorstellen van organist De Val. De Val overlijdt kort daarna. Door de
landelijke Hervormde Orgelcommissie (NHOC) werd in 1979 voor de eerste maal een
Voorlopig Rapport over het orgel uitgebracht. Ook de RDMZ werd geconsulteerd in
de persoon van rijksadviseur O.B. Wiersma. Hans van der Harst werd als adviseur
aangetrokken; hij maakte een rapport met een restauratieplan, op basis waarvan
orgelmaker Albert de Graaf in 1980 een (verbeterd) plan met offerte maakte.
Pogingen in die tijd om het orgel op de landelijke monumentenlijst te krijgen
strandden, omdat volgens de Rdmz het orgel teveel historisch materiaal verloren
had (subsidieafwijzing in 1984). Pogingen in 1985 om via het provinciale Bureau
Monumentenzorg Drenthe om het orgel met ISP-gelden te herstellen haalden het ook
niet.
N.a.v. de nieuwe monumentenwet in 1988 kwam er opnieuw
aandacht voor het orgel. Een tweede rapport van de NHOC werd uitgebracht,
opnieuw werd overlegd met de Rdmz. Daaraanvolgend werd in 1992 door adviseur
Stef Tuinstra een uitgebreid historisch- en bouwkundig vooronderzoek gedaan en
werkte hij een nieuw restauratieplan uit. Een monumenttoewijzing zou er nu wel
inzitten, alleen moest worden gewacht op de daartoe ingestelde procedures. Er
volgden jaren van telkens opnieuw fasebegrotingen maken. In 1994 werden de
firma’s Verschueren, De Graaf en Mense Ruiter om een restauratieofferte
verzocht, waaruit die van de fa. Ruiter als de best werkbare naar voren kwam.
Toch bleek een sluitende financiering steeds een te groot struikelblok; de
inventarisatie- en toewijzingsprogramma’s van de Rijksdienst m.b.t. het
toewijzen van het orgel als monument namen zeer veel tijd in beslag.
Pas toen het orgel eind jaren negentig als monument kon worden aangemerkt werd
het mogelijk het plan ook daadwerkelijk te realiseren. Een belangrijk element
bij het toewijzen van de monumentstatus was de fraaie akoestiek van de kerk vóór
de restauratie. Een akoestisch rapport door G. van der Boom, akoestisch adviseur
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gaf daarbij mede de doorslag.
Vooraf aan de orgelrestauratie moest echter eerst de kerk worden gerestaureerd.
Tot kort voor de opdrachtverlening bleef het onzeker of de financiering sluitend
te krijgen was, ook vanwege het feit, dat niet alle werkzaamheden bij de
orgelrestauratie subsidiabel waren in het kader van de Brrm.
Men was zich bewust van het feit dat alles in één keer goed gedaan moest
worden, nu er van alle kanten bereidheid was getoond om in het project van kerk
en orgel te investeren. In een later stadium zou een dergelijke kans zich niet
weer voordoen. De aanvankelijke plannen om het werk te faseren bleken op den
duur toch onnodig kostbaar. Ook een rehabilitatie van het uiterlijk van het
orgel en van het gehele orgelbalkon was daarbij een absolute noodzaak, alleen al
omdat de voorzijde van het orgel verzakt was. Ten behoeven van het kleurherstel
werd door Helmer Hut een uitgebreid kleuronderzoek uitgebracht en kon een
offerte bij schildersbedrijf Sanders, die de kerk ook al had geschilderd, worden
aangevraagd. De totaalbegroting kon nu definitief worden gemaakt en in 2001 kon
eindelijk de opdracht tot volledige restauratie worden gegeven in plaats van een
opdracht voor de 1ste fase.
Twaalf jaar na de start van het vooronderzoek is het dan eindelijk zover: het Meijer-orgel vanEmmen is geheel gerehabiliteerd. Het restauratieplan ging uit van een complete reïntegratie van al het aanwezige oude materiaal, ook dat van latere tijd als dat zinvol inpasbaar was. Daarmee is enerzijds de loop van de geschiedenis niet geheel uit het orgel weggerestaureerd, maar is anderzijds bewust een orgel gecreëerd zoals zich dat nog niet eerder in de geschiedenis van het instrument heeft voorgedaan. Het orgel is nu als het ware een afspiegeling van de explosieve economische, sociale en culturele groei die Emmen de laatste vijftig jaar zo gekenmerkt heeft en waar oud en nieuw zo harmonieus mogelijk samen gaan. Het doel was ook om een instrument te maken waarop een breed scala van de orgelliteratuur uit de schat der eeuwen uitvoerbaar is. Wel was het nodig de technische onvolkomenheden van de authentieke onderdelen en aanleg waar nodig aan te passen ter wille van een grotere duurzaamheid en stabiliteit.
De nu voltooide restauratie omvatte de volgende
werkzaamheden:
De aan de voorzijde verzakte kas werd
geheel hersteld en gestabiliseerd; boardpanelen uit 1966 werden vervangen in
grenen. Het geheel werd opnieuw geschilderd in de nog aanwezige oude kleuren en
vergulding.
De in 1965 verdwenen borstwering werd
gereconstrueerd naar bewaard gebleven oude sporen aan de kas, n.a.v. oude
foto’s en vergelijkbare authentieke voorbeelden.
De windvoorziening werd gecompleteerd
met een oude balg uit voorraad van de orgelmaker van vrijwel dezelfde factuur en
afmetingen als de originele verdwenen balg; de nog originele regulateurbalg werd
alszodanig hersteld; de windkanalen werden aangevuld en een nieuwe motor en
regulateur werden onder de orgelbalkonvloer geplaatst.
De windladen werden geheel
gerestaureerd, in grote lijnen naar Meijers methode maar dan precieser en met
extra voorzieningen voor de kerkverwarming, echter zonder het aanbrengen van
hechthoutplaten. De frontconducten moesten nieuw worden gemaakt.
De grotendeels bewaard gebleven oude
mechanieken werden gerestaureerd en aangevuld, het koppelmechnisme van 1966 werd
deels gehandhaafd, echter wel aangepast aan de nieuwe overbrengingsverhoudingen.
De klaviatuur werd geheel nieuw gemaakt,
in grote lijnen naar Meijer, maar met betere verhoudingen voor een goede
zithouding voor de (grotere) mensen van onze tijd.
Het pijpwerk werd uitgebreid geïnventariseerd.
Op basis van de uitkomst daarvan is besloten om de ingrepen uit 1949 deels te
handhaven vanwege de hoge technische en artistieke kwaliteit ervan, dus met
behoud van het toen bijgeplaatste pijpwerk en de mensuurverschuivingen. Ook de
mixtuur uit 1966 is gehandhaafd, zij het dat de mensuur en de samenstelling
beter ingepast zijn. Vervolgens is ze geïntoneerd volgens de methodiek van het
oude pijpwerk. Het oude pijpwerk is wat kwetsbaar en bros en raakt daardoor
relatief snel beschadigd; het werd zorgvuldig gerestaureerd. Veel pijpen moesten
daardoor aan de bovenzijde van nieuwe opzetstukjes worden voorzien, enkele
pijpen moesten geheel nieuw gemaakt worden. Ook moesten veel versuikerde
pijpvoeten worden vernieuwd.
De in 1949 gecreëerde toonhoogte werd
gehandhaafd (a1=440Hz); wel werden de steminrichtingen weer in stijl van 1873
aangebracht (geen expressions).
De originele manuaaldispositie werd
enerzijds hersteld, anderzijds ook enigszins uitgebreid. De oude pijpopstelling
achter het front werd teruggerestaureerd naar de originele aanleg van 1873.
Daarvoor moesten bij sommige registers enkele octaafrijen pijpen nieuw worden
gemaakt, zowel in eikenhout als orgelmetaal.
De huidige dispositie is als volgt:
HOOFDMANUAAL |
|
m |
BOVENWERK |
|
m |
PEDAAL |
|
+ |
Prestant |
16 voet |
m |
Open Fluit |
8 vt |
m/+ |
Violon |
16 vt |
(r) |
Bourdon |
16 vt |
m/+ |
Viola di Gamba |
8 vt |
m |
Subbas |
16 vt |
|
Prestant |
8 vt |
m/+ |
Lieflijk Gedakt |
8 vt |
m |
Violoncello |
8 vt |
|
Gemshoorn |
8 vt |
m |
Viool Prestant |
4vt |
m/x |
Octaaf |
4 vt |
(r) |
Roerfluit |
8 vt |
m |
Fluit d’amour |
4 vt |
m |
Bombardon |
16 vt |
|
Octaaf |
4 vt |
m |
Woudfluit |
2 vt |
m |
Trombone |
8 vt |
(r) |
Gemsfluit |
4 vt |
m |
Fagot-Hobo8 vt |
+ |
|
|
|
|
Quint |
3 vt |
x |
|
|
|
|
|
|
Octaaf |
2 vt |
m |
|
|
|
|
|
|
Cornet |
4 sterk |
+ |
|
|
|
|
|
|
Mixtuur |
2-4 sterk |
* |
|
|
|
|
|
|
Trompet |
8 vt |
+ |
|
|
|
|
|
|
Manuaalkoppel */+
Pedaalkoppel-HW */+
Tremulant (opliggend)+
Omvang manualen:C – e3
Omvang pedaal :C – d1
Toonhoogte :a1=440Hz
Winddruk :90 mm waterkolom
Stemming:gelijkzwevende temperatuur
m |
1873 |
Meijer met enkele pijpen uit 1949 |
x |
1949 |
door Flentrop geplaatst materiaal uit ca. 1900 |
* |
1966 |
Stinkens |
+ |
2004 |
Mense Ruiter, naar Meijer |
(r) |
|
reservering, te plaatsen medio 2005-06 |
Meijers werkwijze was voor zijn tijd opvallend. Hij was een
van de eerste orgelmakers in deze regio die een groot deel van zijn materiaal
van Duitse toeleveringsbedrijven betrok en vervolgens het materiaal samenstelde
tot een klinkend muziekinstrument. Zo zijn de windladen, mechanieken en de
pijpen hoogstwaarschijnlijk geleverd door de fa. Ibach uit Barmen bij Wuppertal
(D) en is het orgel mogelijk geïntoneerd door de Friese orgelmaker Willem
Hardorff. Ook de materialen voor de orgelkas betrok Meijer van elders. Niet
bekend is van wie of waar. In de stijl van zijn orgelkassen is Meijer ondanks
het assemblageproces opvallend origineel, alhoewel hij weinig in zijn werk
varieerde. Geen enkele andere orgelmaker in Nederland heeft echter dergelijke
kassen gemaakt. Ook in de kleurstelling is Meijers werk direct herkenbaar:
telkens diep zwart met wit lofwerk, afgezet met bladgoud.
De frontpijpen zijn van (oud) zink, waarop aan de voorzijde
tinnen platen zijn aangebracht.
Het karakter van het orgel ademt een samenvloeien van de
Groningse en de Rijnlandse orgelbouw uit de tweede helft van de 19de eeuw, zoals
die destijds in het Duitse Ruhrgebied, Emsland en Grafschaft Bentheim werd
gebezigd. De klankopbouw is geheel klassiek van opzet met kenmerken uit zowel de
18de- als de 19de eeuw. Omdat Meijer geen expressions toepaste, geeft dat zijn
klankbeeld nog een extra klassiek tintje mee. Door het handhaven van de
pijpverschuivingen klinkt het orgel enigszins voller en robuuster dan in Meijers
dagen, echter wel met behoud van de hoofdkenmerken van diens
klankkarakteristiek. Een uitzondering vormt de Mixtuur. Deze geeft het orgel in
de nieuwe samenhang een ranke vroeg 19de eeuwse schittering mee, die qua stijl
tevens aansluit bij de meer 18de eeuws- dan 19de eeuws klinkende fluitregisters
en strijkers. Ook de tongwerken van HW en Pedaal zijn enerzijds gebaseerd op
Meijers mensuren en makelij, maar zijn anderzijds in klassieke zin geïntoneerd.
Bij de reconstructies is Meijers methode van concipiëren
en maken voor ca. 80% gevolgd. Was er volledig in zijn methodiek gewerkt, dan
was het orgel minder breed inzetbaarheid geweest en zou het een veel
specialistischer klankkarakter hebben gehad, waarop, naast het begeleiden van de
kerkzang, vrijwel uitsluitend Duitse 19de eeuwse muziek goed uitvoerbaar zou
zijn geweest. Zoals gezegd is, in het licht van de grote ontwikkeling van Emmen
in de jongste geschiedenis, geprobeerd om op een zo subtiel mogelijke wijze een
breed inzetbaar instrument te creëren, waarbij het historische materiaal zo
optimaal mogelijk tot haar recht kan komen.
Na de ingebruikneming van de kerk bleek reeds dat de zo
geroemde akoestiek van voor de restauratie kwalitatief behoorlijk had ingeboet.
Door het toepassen van tamelijk hard pleister, het dichtmaken van de kieren in
het plafond en vanwege de nieuwe vloer is de ruimte toch overakoestisch
geworden, waarbij de vele geluidsreflexvlakken die de kerk heeft een onrustig
beeld geven. Tijdens de intonatie van het orgel bleek dat eens te meer. Ook voor
het multi-functionele gebruik van de kerk voor concerten van diverse genres is
e.e.a. nogal problematisch gebleken. Dhr. G. van der Boom van de Rdmz heeft
daarop een aanvullend rapport uitgebracht met aanbevelingen ter verbetering. In
de lijn daarvan is besloten om extra gordijnen in de kerk aan te brengen die van
geval tot geval flexibel kunnen worden uitgehangen. Van het nieuwe vrije pedaal
zijn, zoals gezegd nog drie registers gereserveerd. Het ligt in de bedoeling
middels een aanvullende actie het benodigde geld bijeen te brengen voor zowel de
akoestiekverbetering als de drie extra pedaalregisters. Men streeft ernaar om
e.e.a. eind 2005 te hebben afgerond.
Restaurateurs :Mense Ruiter Orgelmakers BV, Zuidwolde
Schilderwerk :Sanders BV, Emmen
Electra:J. Harwig BV, Emmen
Orgeladviseur :A.S. Tuinstra
Rijksadviseurs (Rdmz) :R.W. van Straten (orgel)
G. van der Boom (akoestiek)
Schilderwerkadviseur:H. Hut
Totaalkosten:ca. € 428.000,--
Emmen weer
op de orgelkaart
Nu de
grondige restauratie van het Roelf Meijer orgel met een orgelweekend gevierd kan
worden, is de Stichting Grote Kerk Cultureel in staat activiteiten te
ontwikkelen rond dit fraaie instrument. Dankzij de financiële steun van diverse
fondsen en instellingen werd hetmogelijk om het orgel uit te breiden met een
aparte pedaalkas met plaats voor zes stemmen. Er zijn nu drie stemmen geplaatst,
de overige drie kunnen hopelijk in de nabije toekomst worden toegevoegd. Door
deze uitbreiding kunnen grotere orgelwerken met obligaat pedaal worden gespeeld.
Het orgel is nu zonder meer een volwaardig concertinstrument. Naast het gebruik
van hetorgel in de Grote Kerk Wijkgemeente, waarin orgelspel en gemeentezang een
wezenlijke rol vervullen, wil de Stichting Grote Kerk Cultureel het orgel nu in
een zo breed mogelijk perspectief onder de aandacht brengen.
In de
zomerserie orgelconcerten, op vrijdagavonden, zal een kleurig palet van diverse
stijlperiodes aan bod komen. Literatuurspel, maar ook improvisaties en samenspel
met andere instrumenten. Daarvoor zijn bekende concertorganisten uitgenodigd. De
inloopconcerten op de zaterdagmiddag worden verzorgd door veelal jonge
organisten, sommigen nog studerend aan een vakopleiding. Aanstormend talent dus.
Naast deze
orgelconcerten zal het orgel ook den rol spelen bij andere activiteiten, zoals:
Culturele Kunstzinnige Verkenning (voor scholieren) september 2004
Voorspeelavonden orgelleerlingen CQ
We zijn
verheugd dat met deze orgelrestauratie Emmen weer op de Nederlandse orgelkaart
geplaatst wordt.
Etto
Huizenga,
Programma
Orgelweekend Zaterdag 19 juni: open orgeldag
ledereen is
welkom, kan het orgel bezichtigen en zelfs, tussen de concerten door, bespelen
10.30 uur: Kerk open
12.00uur: Karl Scharnweber,
Rostock: orgel
13.00 uur: Henk Stekelenburg : orgel
14.00 uur: Marine Salomons zang, Joke Bartelds orgel,
Jan de Jong dwarsfluit
15.00 uur: Henk Stekelenburg Etto Huizenga
16.30uur:
Sluiting orgeldag
Zondag 20
juni
10.00 uur: Morgendienst met belangrijke rol voor het
orgel Eerste organist: Etto Huizenga Gast organist: Karl Scharnweber
17.00 uur:Bachcantatedienst BWV 194 ‘Höchsterwunschtes Freudenfest’ onder leiding van Wim van den Brink
Op zondag 20
Juni 2004 om 17.00 uur worden de orgelconcerten, beginnend op vrijdag 18 juni in
hetkader van de inwijding van het kerkorgel na restauratie, afgesloten in een
vesper met cantate BWV 194 “Höchsterwunschtes Freudenfest” van Johan
Sebastian Bach (1685-1750) in de Grote of Pancratiuskerk te Emmen. Deze
feestelijke cantate is een compositie speciaal voor deze gelegenheid geschreven
voor de inwijding van zowel een nieuw orgel als een nieuwe kerk in hetplaatsje
Störmthal dichtbij Leipzig op 2 november 1723. De vergelijking met Emmen gaat
op met dien verstande dat het niet om nieuwbouw, maar om de restauratie van kerk
en orgel gaat.
Om deze
parallellen is het een uitgelezen kans om deze cantate juist nu uit te voeren.
Koor en orkest van de Bachcantates Emmen, dirigent, Wim
van den Brink met de solisten: sopraan: Martine Salomons; tenor: Falco van Loon;
bas: Jan Kruisselbrink en de organist Etto Huizenga verheugen zich om deze “Höchsterwunschtes
Freudenfest” uit te voeren.
De
landgoedeigenaar, Hilmar von Fullen (1692-1751) op wiens landgoed hetdorpje Störmthal
was gebouwd, zorgde voor fondsen voor de bouw van een kerk en een orgel met
goede dispositie. Hilmar von Fullen gaf de opdracht aan de beroemde orgelbouwer,
pupil van Silbermann, nl. Zacharias Hildebrandt (1688-1757). Toch was 2 november
1723 met de allereerste uitvoering omdat deze cantate mogelijk bedoeld was als
felicitatiecantate voor de verjaardag van prins Leopold van Anhalt-Köthen. Van
deze profane cantate zijn fragmentarische delen bewaard gebleven en dienden als
basis voor deze 2-delige cantate waarvan de koralen ontbraken. Het mag als zeker
worden aangenomen dat het hier om een werk uit Bach’s Köthense tijd gaat.
Centraal in deze cantate staat dat de kerk hetHuis van God is. Vooral de tekst
in met name het eerste deel van de cantate verwijst in verschillende
belichtingen naar hetnieuw gebouwde Heiligdom. Dit is mogelijk een verklaring
dat daarom in deze cantate geen orgelsolo voorkomt. Uitgangspunt is de tekst uit
het oude testament, hetboek 2 kronieken 2, 6-7, waar Salomon opdracht gaf voor
de bouw van een tempel.
Uit
dankbaarheid aan God dat Hij koning David, vader van Salomon, zeer welgevallig
is geweest en Salomons gebed om wijsheid om het volk Israël te leiden verhoord
is. Bach bouwde mogelijk een orkestrale suite om tot een cantate die in een hoge
toonsoort is geplaatst, zie de hoofdtekst en vraagt van koor en solisten dan ook
een “hoge” inspanning. Een feestelijke tweedelige cantate die met een franse
ouverture het openingsdeel inleidt met een sterke basso continuo lijn die een
imitatie van paukenslagen oproept. Het koor gaat hierna in een 3 / 4 maatsoort
over, om het feestelijke karakter tot expressie te laten komen, met imitatieve
fugatische passages op de hoofdtekst en eindigt na een da capo in een korte
koraalzetting met de openingswoorden van de cantate.
De
opeenvolgende aria’s, allen in dezelfde toonsoort en voorafgegaan door een
recitatief, bestaande uit verschillende dansstukken zoals bas aria nr 3., een
pastorale, die de tekst “Was des Hochsten Glanz erfullt” vertolkt welke door
hobo en strijkers in een schitterend thema is uitgewerkt. De sopraan aria nr. 5,
een gavotte, die een sterke emotie en warmte oproept om ons toegankelijk te
maken voor de tekst “Hilf Gott das es uns gelinkt und dein Feuer in uns
dringt”. Aria nr. 8, een gigue, die door de tenor wordt vertolkt en alleen
door een continuo wordt begeleid, zie je als het ware tenor door de straten
zingen en dansen van vreugde op de tekst “Gott ist was uns glücklich
macht”. En als laatste de aria nr. 10, een menuet, voor sopraan en bas met een
thema die gelukzalige tevredenheid uitdrukt op de tekst “0 wie wohl ist uns
geschehn”. Het eerste deel wordt afgesloten met het koraal “Heilger Geist
ins Himmels Throne” van Johan Heermann (1630) en het tweede deel met hetkoraal
“Sprich ja zu meinen Taten” van Paul Gerhardt (1647).
Ook voor
deze cantate geldt dat Bach in Leipzig al vroeg veel van de wereldlijke
gelegenheidswerken in hetkerkcantaterepertoire wist te integreren.
Het proces
waarin bestaande muziek van een nieuwe tekst wordt voorzien, het parodiëren,
wordt in de eerste helft van 1724 belangrijker. Deze cantate gaat dan ook in
juni 1724, door de inhoud van de tekst, liturgisch verder als Trinitatiscantate
BWV 194 “Höchsterwünschtes Freudenfest
Wim van den
Brink Mei 2004
Zomerserie vrijdagavondconcerten 2004 Aanvang concerten 20.00 uur
18 juni |
Ingebruikname orgcl met vrij pedaal door Stef Tuinstra, Etto Huizenga, Henk Stekelenburg |
2 juli |
Orgelvoorspeelavond CQ |
23 juli |
Hayo Boerema van de Grote St. Jacobskerk Winterswijk, m.m.v. William Raayman, saxofoon |
13 augustus |
Etto Huizenga van de Grote of
Pancratiuskerk Emmen |
3 september |
Toon Hagen van de Grote St. Michaelskerk Zwolle, m.m.v. trompettistJoop van der Louw |
24 september |
Sietze de Vries van de Gereformeerde
Kerk “de Rank” Zuidhorn |
15 oktober |
Stef Tuinstra van de Nieuwe Kerk Groningen, met een lezing over historie en restauratie van het orgel |
19 juni:
Open orgeldag
3
juli:Siemone Middel uit Emmeloord
17 juli: Gea Hoven, organist van de Lutherse Kerk
Zwollc
7 augustus:Gerben Gritter, organist van de Waalse Kerk
Amsterdam.
28 augustus:Jan van Dijk uit Deventer
11 september:Monumentendag. Bespelingen door diverse
organisten uit de regio
18 september: Opening Culturele seizoen, organist Etto
Huizenga uit Emmen
2 oktober:Ronald IJmker, organist uit Nieuwlande
Toegang voor
bovenstaande inloopconcerten: Vrije gift ten bate van de activiteiten van de
Stichting
Grote Kerk Cultureel.
Eens per
maand van mei t/m september een orgelbespeling op de zaterdagmiddag met m.m.v.
organisten uit de regio of gevorderde orgelcursisten van CQ. Duur: 40 minuten
Het
orgelweekend van 18 tot 20 juni 2004 wordt mede mogelijk gemaakt door:
Stichting Zweep
Gemeente Emmen
provincie Drenthe
NAM
Prins Bernhard Cultuurfonds
Hooge Huys
Word vriend
van de Stichting Grote Kerk Cultureel
Sinds begin
2003 is de Stichting Grote Kerk Cultureel in de drastisch gerestaureerde en
verbouwde kerk bezig met het organiseren van tal van culturele evenementen. De
Grote Kerk bleek, nog meer dan men verwachtte, uitstekend als cultureel centrum
te functioneren. Concerten, lezingen en steeds wisselende thema-tentoonstellingen
kregen ook in hetbegin van 2004 grote belangstelling van het publiek. Met de
herintroductie van hetRoelf Meijer orgel, dat nu uitgebreid met drie stemmen
concertwaardig is geworden, is het aanbod toegenomen.
Omdat de
Stichting Grote Kerk Cultureel een particulier initiatief is waarbij de
jaarlijkse exploitatie niet door vaste subsidies wordt ondersteund, kunnen onze
activiteiten in de toekomst alleen mogelijk worden door de financiële steun van
particulieren. U kunt helpen door ‘Vriend’ van de Stichting Grote Kerk
Cultureel te worden.
Voor
minimaal € 10,-- (samen met uw partner € 15,--) ontvangt u voor 2004 een
abonnementskaart, uitnodigingen voor tentoonstellingen, wordt u op de hoogte
gehouden van de vele activiteiten in 2004 en krijgt u korting op entrees voor
concerten en brochures en boekjes.
Het
abonnement voor 2005 bedraagt, zoals gewoonlijk, weer minimaal € 25,-- (samen
met uw partner € 35,--).