K.G. Kamphuis (20 mei 1903 - oktober 1973)
Deze orgelbouwer was oorspronkelijk afkomstig uit Groningen en woonde in
Schiedam. Hij heeft voor diverse orgelmakers gewerkt, maar bouwde van 1941 ook enkele orgels
voor eigen rekening.
Advertentie in het maandblad Organist en Eredienst van de Gereformeerde
organisten Vereniging juli 1948
Dit is het verhaal van wijlen de heer H. G. Kamphuis, tot eind 1970
orgelmaker „in aktieve dienst”. Zijn naam kwamen we voor het eerst tegen op
een orgeltje „in turfland” bij ons onderzoek naar de orgels in Drenthe. Door
korrespondentie en in een persoonlijk gesprek maakten we nader met hem
kennis en kwamen we bovendien verschillende aardige bijzonderheden aan de
weet over het reilen en zeilen van de Nederlandse orgel „fabrikanten” uit
grootmoeders tijd. (01)
Als vorm kozen we voor dit artikel het vraaggesprek. Waar nodig, werden ook
gegevens uit de gevoerde korrespondentie verwerkt. Door middel van
aantekeningen worden sommige punten nader aangevuld.
-We begrijpen wat u bedoelt. Nog een laatste vraag.
Bezit u een bepaald archief of hebt u een werkboekje bijgehouden, waarin u
noteerde, welke werkzaamheden u in de loop der tijd verrichtte?
Neen. Bij dit alles heb ik steeds op mijn geheugen vertrouwd, dat mij maar
zelden in de steek liet. Bovendien heb ik mijn werk nooit als zo belangrijk
gezien om er aantekening van te houden, afgezien van de gebruikelijke
financiële administratie. Maar door de gevoerde korrespondentie en dit
gesprek is wellicht toch nog iets goed gemaakt!
Noten:
Hendrik Gerrit Kamphuis, geb. 20 mei 1903 te Groningen, overl. 11 okt. 1973 te Schiedam. Gehuwd 1 nov. 1928 te Groningen met Anna Bergsma. Kwam 8 juni 1927 te Schiedam en woonde Singel 56b. Kerkelijke gezindte: Remonstrant. Genoemde korrespondentie bestond uit vier brieven, gedateerd november en december 1971. Het gesprek vond plaats eind december 1971. Het orgel in „turfland” is dat van de Baptistengemeente te Tweede Exloërmond. Zeer erkentelijk zijn wij voor de geste van Mevr. Kamphuis, die ons na het overlijden van haar man een pakje deed toekomen met foto’s, brochures en losse bescheiden betreffende de vroegere orgelmakerij.
Jan Doornbos, geb. 7 april 1847 te Garsthuizen
(gem. Stedum), overl. 21 juni 1925 te Groningen, zoon van Klaas Jans
Doornbos, landbouwer en Angeniet Leen- derts Veldhuis. Gehuwd: le met Anje
Smeyer. Kinderen: Klaas, geb. 21 aug. 1869 te Uithuizermeeden, overl. 29
juni 1873; ook nog een dochter uit dit huwelijk. 2e met Sibbeltje de Jager
op 7 maart 1880 (zij overleed 12 sept. 1912).
Kinderen: Andreas, geb. 16
juni 1880 - werd orgelmaker;
Klaas, geb. 24 juli 1888, overl. 10 febr.
1951 te Groningen - werd eveneens orgelmaker;
nog twee zoons en een
dochter.
3e met Niesje Rosenmuller op 13 febr. 1913 (zij overleed 7 dec.
1925).
Geen kinderen. (Gegevens uit Reg. Burg. Stand Groningen.)
Jan Doornbos zijn we voor het eerst tegengekomen in 1873 in het kerkelijk
archief te Eelde en in 1875 te Anlo. Vermoedelijk werkte hij vanaf die tijd
zelfstandig. Enkele nieuw gebouwde orgels van hem: Nieuwe Pekela, in
gebruik genomen 21 januari 1906 (vlgs. „Het Orgel”, 1905/1906, pag. 39);
Spijk, Geref. Kerk, 1916 (vlgs. „Het Orgel”, 1915/1916, pag. 43).
André
Doornbos vestigde zich als orgelmaker op het adres Riouwstraat 2 te
Groningen; bij hem werkte nog korte tijd de Groningse orgelmaker Mense
Ruiter (geb. 5 oktober 1908 te Enschede; sinds 1925 te Groningen). Klaas
Doornbos bouwde o.a. het rugpositief in Schnit- ger-stijl bij het orgel in
de Geref. Kerk te Blijdenstein (Ruinerwold-Koekange, Drenthe). Verdere
gegevens over dit orgel in „Orgels in Drenthe” door de schrijvers van dit
artikel (in voorbereiding).
R. Meijer: men zie „de Mixtuur” nr. 11, oktober 1973, pag. 208.
Pieter van Dam, geb. 13 aug. 1856 te Leeuwarden,
overl. 24 jan. 1927 aldaar, zoon van Lambertus van Dam. Gehuwd met Catharina
Christina ter Maat, geb. te Zutphen. Kinderen: één dochter en één zoon,
Julius Lambert, die heel jong overleed.
Na de dood van Pieter van Dam, de
laatste telg uit dit geslacht van orgelmakers, werd de zaak voortgezet door
de heren Johan Vaas en T. Bron, onder de firmanaam N.V. P. van Dam, vh. L.
van Dam en Zonen. In 1932 werd eigenaar en direkteur de heer Jan v. d. Bliek,
geb. 25 april 1899 te Goes. Deze verhuisde op 29 jan. 1932 naar Leeuwarden.
Het bedrijf was tot 1932 gevestigd op het adres Eewal 69, daarna (tot 1954)
Emmakade 46b. Later werd de fabriek opgenomen in het bedrijf van B. Pels te
Alkmaar. (Gegevens uit Reg. Burg. Stand Leeuwarden.)
Zie voor gegevens
over de plaatsing van het orgel te Saaksum, Herv. Kerk: „De Harp” 1933/22.
Tezelfder plaatse wordt ook vermeld de nieuwbouw in de kerk van de Oud-Geref.
Gemeente te Dordrecht door A. Standaart (2 klavieren en pedaal).
Het faillissement wordt vermeld in „Het Kerkorgel”, uitgave van de orgelfabriek A. S. J. Dekker te Goes, nr. 29 pag. 231 en nr. 30 pag. 240. Het bedrijf van Standaart was het laat't gevestigd Nieuwe Haven 83 te Schiedam. Volgens deze berichten werd de firma opgericht in 1907 (zie ook „De Harp” 1935/85).
Adriaan Willem Jacobus Standaart, geb. 14 febr.
1882 te Rotterdam en overl. 11 jan. 1958 te Schiedam, zoon van Willem
Jacobus Standaart, letterzetter en lithograaf. Kwam van Utrecht naar
Rotterdam op 3 mei 1900. Gehuwd op 25 april 1907 te Rotterdam met Corina
Jacoba Hendrika Verwaal (geb. 29 aug. 1883). Kinderen:
Adrianus Willem
Jacobus, geb. 10 sept. 1907 te Rotterdam;
Willem Jacobus Huibrecht, geb.
23 dec. 1909 te Rotterdam, overl. 16 juni 1926 aldaar;
Cor Adriaan, geb.
24 april 1916 te Rotterdam. Standaart Sr. vestigde zich 7 juni 1923 te
Schiedam, Westvest 90a.
(Gegevens uit Reg. Burg. Stand R’dam en
Schiedam.) Glanerbrug, Herv. Kerk: Orgel inwendig vernieuwd door A.
Standaart; in gebruik genomen 25 mei 1906 („Het Orgel” 1905/1906 pag. 77).
Eén klavier, aangehangen pedaal. Dispositie: Bourdon 16’, Prestant 8’,
Holpijp 8’, Gamba 8’, Octaaf 4’, Fluit dolce 4’, Octaaf 2’, Cornet 3 sterk,
tremulant.
Anton Samuel Jan Dekker, geb. 24 mei 1869, overl.
in 1918. Zoons: Jan Adriaan, geb. 23 juni 1902 en en Jacobus Cornelis.
Werkte in zijn beginperiode samen met de firma J. J. v. d. Bijlaardt te
Dordrecht en ook wel met de Gebr. J. en G. v. d. Kleij te Rotterdam. In 1900
werd het bedrijf te Goes gevestigd. Sedert 1907 was de heer W. Brand, die
vooral als intoneur bekendheid genoot, onafgebroken chef van het bedrijf en
onder zijn leiding werden ongeveer 500 orgels afgeleverd in binnen- en
buitenland. Na de oorlog bleef de voordien ook al bestaande afdeling
schoolmeubelen en tumtoestellen gehandhaafd doch het orgelbedrijf werd
opgeheven.
Gedurende een tiental jaren (van 1928 tot 1938) werd een
periodiek uitgegeven onder de naam „Het Kerkorgel”, een reeks van 38
nummers met in totaal 394 pagina’s. In dit blad werd sterk de nadruk gelegd
op het feit, dat de fa. Dekker haar orgels geheel in eigen bedrijf
vervaardigde, terwijl anderen hun orgels wel kompleet uit Duitsland
betrokken en dat meestal in „onderdelen” om de invoerrechten te ontduiken.
Dit in tegenstelling tot hetgeen de heer Kamphuis daarover mededeelde.
Willem Hendrik Kam, geb. 19 nov. 1806 te Berkel
en overl. 5 juni 1863 te Oost- en West-Souburg. Zoon van Samuel Kam,
predikant te Berkel en Rodenrijs en van Gerritje Vroom. Hij vestigde in 1837
een orgelmakerij te Rotterdam. Het vak leerde hij bij de orgelmaker Van Dam
te Leeuwarden.
Hendrik van der Meulen, geb. 25 juni 1810 te Leeuwarden
en overl. 28 aug. 1852 te Rotterdam. Zoon van Willem Willems van der Meulen
en Froukje Slaaf. Was ook leerling van Van Dam te Leeuwarden. Vestigde zich
te Rotterdam evenals W. H. Kam, die van 1850 tot 1852 bij hem inwoonde. Van
1837 tot 1852 werkten Kam en Van der Meulen samen als kom- pagnons. Na de
dood van laatstgenoemde zette Kam de orgelmakerij alleen voort.
In de
overlijdensakte van Van der Meulen wordt als één van de getuigen genoemd:
Maarten Zwolle, orgelmaker.
Maarschalkerweerd, orgelmaker te Utrecht. Zie „de
Mixtuur” nr. 9, pag. 152.
Jos Vermeulen, geb. 1876 en overl. 1946.
Kompagnon van de firma Ypma te Alkmaar.
Staphorst, Ned. Herv. Kerk. Dit orgel werd
gebouwd op advies van J. Godefroy naar voorbeeld van het orgel in de Kleine
Kerk te Steenwijk (P. van Oeckelen en Zn. te Haren, 1880). Ingebruikname op
20 en 25 juli 1918.
Dispositie:
Manuaal: Prestant 8’, Bourdon 16’,
Roerfluit 8’, Fluit 4’, Octaaf 4’, Quint 3’, Octaaf 2’, Mixtuur 5 sterk,
Trompet 8’.
Bovenmanuaal: Viola 8’, Holpijp 8’, Voix Céleste 8’, Violine
4’, Openfluit 4’, Woudfluit 2’.
Pedaal: Subbas 16’ (transmissie van de
Bourdon 16’).
Verder: tremulant, koppeling manuaal-bovenklavier en
manuaal-pedaal. Op de windladen plaats voor nog twee registers. Afmetingen:
hoog 5,5 m, breed 3,2 m, diep 2,5 m. (De Harp 1918, blz. 60/61)
Standaart heeft door middel van de pers en een ruime eigen publiciteit altijd royaal de publieke aandacht gevraagd (en ook gekregen). Afgezien van het reklame- element in deze berichten, bevatten deze mededelingen menig interessant gegeven over gebruikte materialen, mensurering en toegepaste winddrukken.
Bekend zijn de brochures, die de firma Standaart
zelf uitgaf:
1916: „Na tien jaren”.
1920: „Hoe ons werk beoordeeld
wordt”. In deze brochure is een attest opgenomen van onder anderen de
koncertzangeres mej. Tilly Koenen te Berlijn, waarin de volgende zinsnede
voorkomt: „De Standaart-orgels zullen weldra tot de Standaard-orgels
behooren.” Deze, overigens wat primitieve woordspeling verhief de firma
Standaart tot reklame-kreet; vandaar de titel van een brochure uit
1927: „Het Standaart Kerkorgel als het moderne Hollandsche Standaardorgel”.
Gerrit van Leeuwen, zoon van Gerrit van Leeuwen Sr.' te
Leiderdorp, orgelmaker aldaar. De laatste was werkzaam bij P. J. Adema en
bij D. G. Steenkuyl. In 1896 meesterknecht bij de firma J. van Gelder te
Leiden. In 1903 begon hij zelf een orgelmakerij. Bouwde verschillende grote
orgels in Nederland. Overleden in 1946. Zijn zoons Gerrit en Willem van
Leeuwen zetten het bedrijf voort. Patent op de zg. „Veka”-laden. Later ging
het bedrijf op in dat van de fa. B. Pels te Alkmaar. Ar ie Hoogenboezem, geb.
15 mei 1908 te Schiedam, overl. 7 nov. 1948 aldaar, zoon van Dirk
Hoogenboezem (geb. te Kethel, 28 april 1856). Was enige tijd zelfstandig
orgelmaker.
Peter Gerardus Valckx, geb. 31 rjiei 1893 te Well, gem.
Bergen (Limb.), zoon van Karei Valckx. Overgekomen vanuit Kevelaer (Duitsland)
naar Rotterdam, waar hij op 14 sept. 1921 huwde met Geertruida Wilhelmina
van Grondelle (geb. 6 juni 1897 te Deventer). Woonde Aelbrechtskade 90a te
Rotterdam.
Jan van Kouteren, geb. 19 juli 1879 te Lienden, overl.
6
nov. 1953 te Schiedam, zoon van Dirk Frans van Kouteren. Kwam op 26 okt.
1903 vanuit Vlaardingen naar Rotterdam en huwde aldaar op 24 mei 1905 met
Johanna de Koningh (geb. 4 mei 1878 te Numansdorp, overl. 10 juli 1946 te
Schiedam). Verhuisde naar Schiedam, Oostsingel 108, op 12 aug. 1924.
Vermoedelijk werkte nog bij hem G. van Dungen, de latere meesterknecht van
G. van Leeuwen te Leiderdorp. (Gegevens uit Reg. Burg. Stand R’dam en
Schiedam.)
Jan van der Kleij, geb. 15 aug. 1866 te Hillegersberg,
overl. 2 juli 1923 te Rotterdam. Zoon van Gerrit van der Kleij, boekbinder,
die 25 okt. 1867 naar Rotterdam kwam. Gehuwd op 27 okt. 1907 met Cornelia
Maria van Rosse (geb. 1 sept. 1877 te Rotterdam). Gerrit van der Kleij, geb.
25 juli 1882 te Rotterdam, overl. 23 nov. 1946 aldaar. Broer van de vorige.
Was te Nijmegen in 1909, vanwaar hij terug ging naar Rotterdam (6 dec.
1909). Gehuwd: le met Antonetta Aleida Maria v. d. Mark (geb. 1 juli 1870 te
Nijmegen, overl.
9 febr. 1931 te Rotterdam); 2e met Johanna Hermina
Theodora de Kroeger (geb. 9 mei 1884 te Rotterdam). (Gegevens uit Reg. Burg.
Stand R’dam.)
Jacobus Johannes v. d. Bijlaardt, geb. 10 mei 1853 te
Leeuwarden, zoon van Hendrikus Laurentius v. d. Bijlaardt, van beroep
kleermaker. Zijn vader overleed op 27 jan. 1855. Tussen 1859 en 1875 was hij
in het weeshuis te Leeuwarden en staat daar o.a. geregistreerd als
orgelmaker. Ging op 5 apr. 1874 naar Utrecht. Toenwerkzaam bij de firma
Stulting-Maarschalkerweerd? Op 10 okt. 1887 verhuisde v. d. Bijlaardt van
Utrecht naar Dordrecht. In 1890 woonde hij aldaar op het adres Wijnstraat
43. Op 8 okt. 1891 huwde hij met J. J. M. Steemers. Verhuisde op 26 okt.
1938 met zijn vrouw naar Rotterdam.
Opmerking van de eindredaktie: Uit
korrespondentie met de heer Peter Henneveld te Flörsheim (West- Duitsland)
is gebleken, dat deze een familielid („oomzegger”) van wijlen de heer van
den Bijlaardt is. De heer Henneveld was tevens zo vriendelijk, het één en
ander over zijn oom mede te delen. Hij schreef het volgende:
„Jacobus
Johannes van den Bijlaardt werd op 10 mei 1853 te Leeuwarden geboren. Al
vroeg verloor hij zijn ouders. Op ongeveer tienjarige leeftijd ging hij in
de leer bij Maarschalkerweerd te Utrecht. Dat is dus omstreeks 1863 gebeurd.
Het gezin Maarschalkerweerd nam hem in huis, hij kreeg kost en inwoning en
géén loon. Na beëindiging van zijn leerjaren heeft de heer Van den Bijlaardt
korte tijd een orgelbouwbedrijf in Utrecht gehad. Gegevens over die tijd heb
ik momenteel niet. Omstreeks 1890 begon de heer Van den Bijlaardt zijn
orgelbouwerij in Dordrecht (in de Wijnstraat aldaar). Wegens
familie-omstandigheden werd het bedrijf eind 1938 voor een appel en een ei
verkocht, ofschoon er toen nog veel eikenhout in de orgelbouwerij aanwezig
was. Op 20 april 1940 is de heer Van den Bijlaardt te Rotterdam overleden.
Hij werd begraven op de rooms-katholieke begraafplaats te Dordrecht.”
Rond de eeuwwisseling werkte Van den Bijlaardt wel samen met A. S. J.
Dekker (zie hiervoor onder noot 7); misschien ook moet hij worden aangezien
als de opvolger van C. Stuiting, de oude kompagnon van Maarschalkerweerd. (Zie
voorC. Stuiting „de Mixtuur”
nr. 9, pag. 154). HUISORGEL
(Gegevens van
de auteurs van dit artikel afkomstig uit o.a. Reg. Burg. Stand Leeuwarden,
Utrecht en Dordt.)
Wij hebben deze feiten niet geverifieerd.
Huiselijke foto van de heer C. A. Vlot (destijds te Oud-Alblas) achter zijn
door H. G. Kamphuis geleverde orgel.
(slechte)
amateurfoto van het door H.G. Kamphuis verbuwde kabinetorgel voor de
Oud-gereformeerde Gemeente te Kralingseveer.
********** DE WONDERKLOK **********
Het zal tegen het begin van de
Tweede Wereldoorlog geweest zijn, dat de heer Kamphuis zich bezig ging
houden met het maken van speelklokken met orgelpijpwerk. De aandrijving
geschiedde in het door hem ontwikkelde type niet met gewichten
zoals
vroeger — doch met gebruikmaking van een tweetal elektromotortjes, één voor
het uurwerk en één voor het speelwerk, die onafhankelijk van elkaar door
middel van schakelaars konden worden aan- en afgezet.
Uit een folder over
dit merkwaardig stuk nijverheid ontlenen we het volgende:
„Het speelwerk
is voorzien van een chromatische toonladder van 30 tonen en telt 60 pijpen,
dus 2 spel zooals dit in de orgelbouwwereld wordt genoemd. Op de cylinder,
ook wel trommel genaamd, kan elk willekeurig muziekstukje worden geslagen.
Dit was niet bij alle halklokken van de vorige eeuw het geval. Er waren dan
zooveel pijpen ingeplaatst als er tonen in het stuk voorkwamen. Ook is het
geluid voller en sterker geworden. Zooals op de foto’s is te zien is de
dispositie gevormd door een fluitregister (gedekt) van hout. De open
metalen pijpen vormen het strijkende violenregister.
Op het volle uur
hoort men het „Wilhelmus”, waarvan 2 coupletten en wordt dan op het halve
uur afgewisseld door het „O, dierbaar plekje grond” met een tusschenspel,
gevolgd door het 2e couplet met naspel.
Bij elk zoo’n klok zullen
meerdere cylinders gemaakt worden, zoodat door het uitnemen van de eene en
het inschuiven van een andere cylinder, weer een ander lied ten gehore wordt
gegeven. Zooals bij de torenklok het lied jaarlijks verslagen wordt,
geschiedt dit bij deze klokken jaarlijks door het verwisselen van een
cylinder. Deze gecompliceerde hal- klok, waarin veel mechanisme schuilt,
hetgeen veel arbeid heeft gevorderd werd door zijn vervaardiger in 1000 uur
gebouwd.
Deze klokken zullen wegens hun omvang en de kostende prijs dan
ook niet anders een plaats van bestemming krijgen dan in villahallen of in
groote huizen of gebouwen of in hotels.”
De hoogte van de als model
gebouwde klok, hierbij afgebeeld, was 2.85 m. De kast was van eiken, „opgewerkt
met Palissanderhout”.
— De geciteerde tekst werd in bewerkte vorm ook
geplaatst in een tijdschrift (waarschijnlijk „De Stuwdam” of „De Spiegel”)
met enkele afbeeldingen; twee daarvan drukken wij hierbij af, een derde
afbeelding is afkomstig uit de nalatenschap-Kamphuis.