Sleen, Voormalige Evangelisatiekapel
Kerk
In de tweede helft van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw
worden in Drenthe her en der hervormde evangelisaties gesticht. In de
armetierige veengebieden zijn het vooral rechtzinnig denkende
godsdienstonderwijzers (evangelisten), die zich grote moeite getroosten om in
hutten en keten geestelijke en vaak ook materiële hulp te bieden. Ze worden
dikwijls uitgelachen en bespot, maar de meesten werken met onverdroten ijverig
door en slagen erin evangelisatieverenigingen te stichten.
Deze verenigingen bouwen, meestal gesteund door landelijke organisaties, kleine
kerken en pastorieën en leggen zo de basis voor de latere hervormde gemeenten in
de veenkoloniën.
Ze worden afstandsevangelisaties genoemd, omdat ze worden gesticht op moeilijk
te bereiken plaatsen. Bekende evangelisten waren Willem de Weerd in
Klazienaveen-Noord, Willem Braakhekke in Emmer-Erfscheidenveen, Willem Veldmeyer
in Dalerpeel en Hendrik Beek (de Padjesdominee) in Klijndijk.


Foto
links Alie
Stok-Britting. Krommenie (03) Foto rechts: Geert Jan Pottjewijd 2020
Behalve afstandsevangelisaties waren er ook richtingsevangelisaties, gesticht
door verenigingen van rechtzinnig-hervormden, die zich niet konden vinden in de
vrijzinnig-hervormde prediking van de plaatselijke kerk. Zij onttrokken zich aan
die diensten door met eigen middelen een kerkgebouw te stichten, waar elke
zondag volgens rechtzinnige opvattingen diensten worden gehouden. Vaak onder
leiding van een eigen evangelis/voorganger. De leden van deze
evangelisaties blijven in tegenstelling tot de gereformeerden de hervormde
volkskerk trouw en scheiden zich niet af. Daardoor betalen ze behalve de
lasten van gebouw en voorganger ook nog mee aan de verplichte kerkelijke
belasting van de 'Grote Kerk'.
In Sleen loopt het anders. Daar realiseert dominee Martinus Beversluis (1884-1888)
zich heel goed, dat zijn rechtzinnige gemeenteleden zich misschien wel zouden
aansluiten bij de in 1876 gestichte Gereformeerde Kerk. Daarom onderneemt
hij in 1887 een volslagen ongewone stap. Hij neemt het initiatief tot het bouwen
van een lokaal, 'dat voor Zondagsschool of en indien noodig als
Evangelisatielokaal dienst kan doen'. Op 22 april van 1887 legt
zijn dochtertje Elisabeth de eerste steen van het gebouw, dat later als
Nederlands Hervormde Kapel Bethel bekend zou worden. Het is een hoogst
merkwaardige onderneming voor een hervormde predikant, maar veel wordt duidelijk
als men weet, dat Beversluis rechtzinnige sympathieën had. Hij was medeoprichter
van de Nederlandsche Evangelisch Protestantsche Vereeniging (NEPV), die de
bouwkosten van het evangelisatielokaal voor haar rekening genomen had en die
bovendien het traktement van de in mei 1889 in dienst getreden evangelist A.
Stap betaalde.
Er wordt een plaatselijke Vereniging voor Evangelisatie Bethel (Huis Gods)
gesticht, die een onopvallend bestaan leidde en voortdurend kampte met
geldzorgen. Het gebouw moest worden onderhouden en het verstrekte traktement van
de evangelist bleek niet voldoende en moest voortdurend worden aangevuld. In
1953 schonk de toenmalige eigenaar, de Vereniging tot Kolportage en
Evangelisatie, het gebouw aan de Vereniging Bethel, die nu langzamerhand
groeide.
Een telkens weerkerend probleem vormden de sacramenten (doop, heilig avondmaal en
kerkelijk huwelijk), die alleen door een predikant en niet door de evangelist
mochten worden bediend. De Grote Kerk moest dan een consent (bewijs van
vergunning) afgeven door het afvaardigen van twee ouderlingen naar de dienst,
die geleid werd door een rechtzinnige predikant van elders. Vooral dominee Wim
de Weerd (1966-1981) zoon van de al genoemde evangelist, had daar grote
moeite mee en hij was dan ook niet altijd tot inschikkelijkheid bereid. Het probleem
was opgelost, toen Bethel in 1975 in de persoon van dominee J.L. Couvee een
eigen predikant kon aanstellen. Na de intrede van dominee Roelof Hoen in de
Grote Kerk in 1982 kwamen besprekingen op gang, die tenslotte resulteerden in
het samengaan van beide kerkelijke gemeenten in 1991. De bezittingen van Bethel
werden in de volgende jaren van de hand gedaan met als laatste op 11 september
1995 het evangelisatiegebouw.

Foto Geert Jan Pottjewijd (circa 1990)

Foto Geert Jan Pottjewijd

Het orgelbalkon
in Sleen in 2020 bij een bezoek aan het gebouw tijdens een verbouwing.
Algemeen:
De geschiedenis van het orgel was lange tijd grotendeels onbekend. Toen de
hervormde kapel in jaren '80 van de 20e eeuw werd gesloten was al onderkend dat
het een oud instrument betrof en werd het verkocht aan orgelmakerij Reil.
Daar heeft het opgeslagen gestaan tot 1996, toen het werd gekocht door de
Hervormde kerk van Kedichem. Tijdens het vooronderzoek voor het
restauratieproces kwam langzamerhand de geschiedenis boven water.
1794: Johan Michael Gerstenhauer, orgelmaker te Monnickendam bouwt voor de Evangelisch-Lutherse
gemeente van Medemblik een 'nieuw' orgel. Gerstenhauer maakte voor het binnenwerk van het orgel gebruik van ouder pijpwerk, dat
gezien de makelij in
de dertiger jaren van de achttiende eeuw moet zijn gemaakt. De Amsterdamse makelaar George Hendricus Broekhuyzen Senior beschreef
het instrument in zijn dispositieverzameling’, onder M18. (10)
"Medenblik:
Het orgel in de kerk der hersteld luthersche gemeente is afkomstig uit den afgebrande kerk te Zuidhoorn; aldaar geplaatst in ‘t jaar 1794 door L.M.
Garstenhouwer, orgelmaker te Monnikendam. Heeft 6 stemmen, een handclavier, geen pedaal en twee blaasbalgen.
Prestant 8vt Roerfluit
4vt Quint 3vt
Holpijp 8vt Sup. Octaaf
2vt Sexqualter 2st
voorts tremulant en ventil "

Klik op de afbeelding voor een vergroting (05)
1794: In de jaren na 1794 wordt het orgel onregelmatig onderhouden door Gerstenhauer;
'voor ‘t stellen van ’t orgel' vinden betalingen van kleine bedragen plaats aan de orgelmaker.
1818:
Na het overlijden van Johan Michael Gerstenhauer in 1818, komt het onderhoud van het orgel in handen van Hermanus Knipscheer I, orgelmaker te Amsterdam.
Vanaf het jaar 1819 tot 1834 vindt jaarlijks onderhoud aan het orgel plaats door Knipscheer & Zoon, meestal voor het bedrag van f 7,-.
1834:
In de jaren na 1834 vindt het onderhoud met grotere intervallen plaats, tot aan 1858.
Het orgel wordt onder andere gerepareerd door Johannes Henricus Overdeik, die toen
organist was in Medemblik. (11)
1858: De kerkenraad beslut tot bouw van een nieuwe kerk en een nieuwe pastorie.
Dit is opmerkelijk voor een gemeente met slechts 39 zielen waarvan 24 lidmaten.
Het orgel wordt gedemonteerd en overgebracht naar Amsterdam, waar het tijdelijk wordt opgeslagen. Op 6 december 1858 wordt het instrument voor het
bedrag van f 2,-per stoomboot terug naar Medemblik vervoerd.
1859:
Op 27 maart wordt het nieuwe kerkgebouw aan de Westhaven te Medemblik in gebruik genomen, met het oude orgel van Gerstenhauer. De werkzaamheden worden
vermoedelijk uitgevoerd door de orgelmakers Flaes en Brunjes te Amsterdam. In de jaren na de overplaatsing wordt het instrument incidenteel onderhouden.
1878: In 1878 worden de zorgen over het orgel steeds groter, er is geld nodig voor hoognodige reparatie.
De toenmalige predikant ds. Lodewijks had connecties met Pieter
Flaes, orgelmaker te Amsterdam. Dit resulteert in de koop van een nieuw orgel voor
een bedrag van f 1625,-.
1880:
Op 18 juli wordt het nieuwe orgel van Flaes in gebruik genomen.
1880-1927: Het lot van het orgel in de jaren 1880-1927 is vooralsnog onbekend gebleven.
1927: Het orgel wordt gekocht door de Vereniging voor Evangelisatie Bethel te Sleen.
In de notulen van de jaarvergadering van de
vereniging van 8 december wordt namelijk melding gemaakt van de inwijding van het orgel.
Nadere details ontbreken echter. Het orgel zou afkomstig zijn uit Muntendam (Groningen), waar
de Vereniging voor Evangelisatie was opgegaan in de Hervormde Gemeente. Het orgel werd verkocht.
(02)

Nieuwsblad van
het Noorden 11-10-1928
In Muntendam is het orgel vermoedelijk geplaatst door de firma Proper uit Kampen, getuige een aangetroffen vrachtbrief
in het orgel voor het vervoer van Kampen naar Muntendam.
De demontage in Muntendam en de plaatsing van het orgel in Sleen is vermoedelijk
uitgevoerd door de firma Doornbos, orgelmaker te Groningen.
Het bestuur van
Sleen adverteerde in De Nederlander in september om bijdrages voor de aanschaf
van een orgel. Er is al f 300,- bijeen gebracht, maar er is f 600,- nodig.
Doornbos
restaureerde de
windlade in 1921, getuige een aantekening in potlood in de windlade.




De Nederlander 17-09-1927, 24-09-1927, 19-10-1927
1929: Er is geen f 10,-
beschikbaar voor de organist van vanwege de veel te krappe kas. (04)
1944: Is het orgel gerestaureerd?

Drentsch dagblad d.d.
08-07-1944
1955:
Het orgel krijgt een windmotor. (Mense Ruiter constateert in 1961 echter geen
windmotor) Het Kapelkoor wordt opgericht en staat onder leiding van dhr. H.J. van der Linde uit Sleen.
Voorheen was H. Schonewille orgelpomper. Hij kon dan
tevens de jeugd boven rustighouden.(04)
1961:
Brand in de Hervormde Kapel. Het orgel heeft schade opgelopen.


Nieuwsblad van het
Noorden 23-10-1961, Nieuwe provinciale Groninger courant 23-10-1961
Notitie
door Mense Ruiter van de dispositie na inventarisatie van de brandschade.
'P 8' D 10 ...frontp
H
8,
O 4 17 spr frontpijpjes 4x4 = 16 kleine blinde pijp
Spfl 4,
Oct 2,
Cornet 4 st D,
B 16 - groot oct.
Klavier C-c'''
geen voetklavier,
geen machine, zwakker druk, aangeboorde lade á la Pieterburen
Roetschade
afgegeven aan de brandverzekering
Reparatiekosten (geheel) opgegeven aan
kerkbestuur'
Op 11 december
rapporteert Mense Ruiter aan het expertisebureau A. Kruijer de brandschade. Het
binnenwerk is sterk vervuild door roet. De orgelkas en inwendige onderdelen
moeten worden schoon gemaakt. Hierna dient het pijpwerk te worden gestemd.
De
frontpijpen zijn door de hitte beschadigd, maar ook door ondeskundig weghalen.
Omdat de pijpen met tinfolie beplakt waren, maar daarna zijn overgeverfd met
aluminium is het goedkoper de pijpen te vervangen door nieuwe zinken frontpijpen
dan ze te restaureren. De voorkant van de houten pijpen moeten worden schoon
gemaakt. De kosten worden ingeschat op f 1.800,-
Het brandschade rapport van
de brandschade gaat naar assurantiekantoor Schonewille in Sleen. Daarbij
ingesloten is een brief met een
voorstel om een windmotor te plaatsen. Er zijn twee types geschikt:
1.
Orgelwindmachine 5/105 voor draaistroom van f 644,50
2. Orgelwindmachine
5/105 voor één fasen wisselstroom (lichtnet) voor f 705,-
De prijzen zijn
inclusief plaatsing met bekisting en automatische regelaar. De elektrische
leiding is exclusief. Het makkelijkste is het tweede type, omdat die op het
lichtnet kan worden aangesloten. De levertijd is circa 8 weken.
Ook zou de
windlade gerestaureerd moeten worden. Deze kosten belopen f 5.000,- inclusief
het herstel van de roetschade. (07)

Foto: onbekende herkomst
1962:
Op 18 april schrijft Mense Ruiter
dat het hem spijt dat de frontpijpen niet op tijd zijn aangekomen. Als de pijpen
op tijd waren gekomen, dan had de geplande oplevering kunnen worden gehaald. Het
pijpwerk zal nu pas aankomen na Pasen.
Op
23 april schrijft J. Ziengs vanuit
Sleen dat Mense Ruiter zijn best heeft gedaan om alles op tijd af te krijgen,
maar dat het te wijten is aan de orgelpijpenmaker. Zodra de pijpen in Sleen zijn
stuurt hij bericht.
Op 17 mei
stuurt Mense Ruiter een rekening van f 1.800,- naar Sleen voor het herstel van
de brandschade. (07)
1963: Op
16 augustus schrijft Mense Ruiter
over de windmachine. De machine is tijdelijk aangesloten voor het uitvoeren van
de werkzaamheden aan het orgel. Zoals hij er nu staat kan hij worden overgenomen
voor f 225,- Als de windmachine moet worden ingebouwd in een geluidsdichte kist
in de orgelkas dan bedragen de kosten daarvoor f 160,-
Als de situatie blijft
zoals hij nu is dan graag de f 225,- overmaken. Kan het orgel worden opgenomen
in het stemschema?
Op 20 september
schrijft J. Ziengs van Sleen dat is besloten de windmachine over te nemen voor f
225,- Iemand uit de gemeente zal zorgen voor de geluiddempende kist om kosten te
besparen. Graag het orgel controleren omdat af en toe één toon blijft vastzitten.
De f 225,- wordt zo snel mogelijk overgemaakt. (07)
1967: Op 25 maart
antwoordt Mense Ruiter op een verzoek uit Sleen om het beleg op het klavier te
vernieuwen. Hiervoor moet het klavier naar de werkplaats in Groningen. Dit kan
echter in een werkweek gebeuren. De kosten worden geschat op circa f 350,- (07)
1972: Er wordt een elektronisch orgel
(vermoedelijk een Solina) aangeschaft omdat het pijporgel door de
heteluchtverwarming niet meer functioneert.(04)
1976:
In Sleen heeft het instrument gefunctioneerd van 1927 tot 1972. In 1976 wordt een
voorlopig rapport opgesteld door Willem Hülsmann, namens de Orgelcommissie der
Nederlandse Hervormde kerk (HOC). Uit dit rapport blijkt dat het instrument onbespeelbaar
is, en niet meer functioneert.
1977: Op 20 januari
wordt door orgelmakerij Gebr. Reil te
Heerde een offerte uitgebracht voor restauratie.
De HOC dringt sterk
aan op behoud en restauratie van het orgel. Het bestuur van de Vereniging neemt dit advies over, en benoemt op 21 november Aart van Beek tot adviseur.
1978:
Tijdens een bezoek door Van Beek en de toenmalige rijksorgeladviseur Onno Wiersma, in september 1978, waren beiden getuige van het feit, dat een werknemer van de firma Johannus (luidsprekerorgels) bezig was het pijpwerk
van de windlade te verwijderen om ruimte te maken voor plaatsing van de geluidsboxen!


Foto links: herkomst onbekend foto rechts: Stichting
Streekeigen Sleen nummer SL09004429
Klik op de foto voor een vergroting
1977: Er wordt een luidsprekerorgel van het merk Johannes-orgel
typeOpuss18-3.18-3.
Op 4 mei beantwoordt het
ministerie de aanvraag voor subsidie van 16 februari. Het orgel heeft grote
monumentale waarde. Helaas is er op dit moment geen geld beschikbaar voor
subsidie. Eerst over enkele jaren is er weer een mogelijkheid. (09)
198x: Aan het einde van de jaren tachtig gaan de Hervormde kerk Sleen en de Hervormde Evangelisatie samen. Het kerkgebouw van de Hervormde Evangelisatie wordt verkocht. Er
wordt een bloemenzaak in gevestigd.
Het orgel wordt verkocht aan orgelmaker Reil. Het
staat bij Reil enkele
jaren in opslag (zie foto's), totdat het wordt verkocht aan de
Hervormde Kerk van Kedichem.
1996: De kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Kedichem besluit om een
andere orgel aan te schaffen. (01)
1998: Aart Bergwerff wordt in september aangesteld als adviseur.
Na een aantal gebruikte orgels te hebben onderzocht, blijkt het orgel van Sleen
het meest geschikt te zijn voor plaatsing in Kedichem. De afmetingen en
verhoudingen lijken te zijn gemaakt voor de situatie in de kerk van Kedichem. (01)
1999:
Het instrument wordt op 7 januari door de Hervormde gemeente Kedichem aangekocht. Het orgel
isinmiddelsinmiddelsinmiddels opgenomen in het monumentenregister.
Open
staat nog het achterhalen van de herkomst en geschiedenis van het orgel.
Uitgebreid onderzoek van de technische aanleg van het orgel, van de
verschillende onderdelen en vooral van het pijpwerk wordt uitgevoerd door
orgelmaker, rijksorgeladviseur en adviseur gezamenlijk. (01)

Foto (03)
- Uiteindelijk wordt na intensief onderzoek de volgende conclusie
getrokken: Het binnenwerk van het orgel (windlade en pijpwerk) dateert van de eerste helft
van de achttiende eeuw, rond het jaar 1735.
- Vermoedelijk is het gemaakt voor een kleine schuilkerk in West-Nederland
met als dispositie:
Prestant
8vt
discant
Holpijp 8vt
Fluit 4vt
Quint 3vt
Octaaf 2vt
Sesquialter II st., discant
- Het betreft een klein balustradeorgel met een laag liggende windlade, voorzien van een stekermechaniek. Het orgel wordt aan de achterzijde bespeeld.
- Rond het jaar 1760 wordt er een nieuw 4-voets front gemaakt met loze frontpijpen. Het blinderingssnijwerk wordt deels uit het oude front overgenomen, deels wordt
het vernieuwd in ‘moderne’ rococo vormen.
- In 1794 wordt het orgel geplaatst in het kerkgebouw van de Hersteld Evangelisch Lutherse gemeente te Medemblik, door de orgelmaker Johan Michael Gerstenhauer, orgelmaker te
Monnickendam. Bij plaatsing in Medemblik wordt het instrument niet gewijzigd.
- In 1858 wordt het instrument gedemonteerd en verscheept naar Amsterdam. In december van dat jaar wordt het in gewijzigde vorm geplaatst in de nieuwe
kerk van de Hersteld Evangelisch Lutherse gemeente. Deze werkzaamheden worden vermoedelijk uitgevoerd door de orgelmakers Pieter Flaes en Georg
Diderich Brunjes te Amsterdam. In een poging het orgel grondtoniger te maken en een meer sonore klank te geven, worden de volgende wijzigingen uitgevoerd:
- De orgelkas wordt verbreed met twee zijvelden, tot een zevenledig front.
- De klaviatuur wordt verplaatst naar de zijkant. Een nieuw klavier wordt aangebracht.
- Speel- en registermechanieken worden vernieuwd.
- De windvoorziening wordt gewijzigd; een nieuwe magazijnbalg wordt aangebracht.
- Een extra sleep en pijpstok worden aangebracht op de plaats van de vroegere stekermechaniek. Hierop worden de tonen c t/m c”’ van de houten Bourdon 16vt geplaatst.
- De toonhoogte wordt een halve toon verhoogd.
- Het groot octaaf van de Holpijp 8vt wordt vernieuwd in eikenhout.
- Het pijpwerk van de Quint 3vt wordt verschoven tot Prestant 4vt. Nieuwe frontpijpen voor de tonen C t/m fis worden gemaakt.
- Na deze wijzigingen blijft het instrument in deze staat bewaard.
Foto (03)
Nu de geschiedenis van het instrument grotendeels blootgelegd i,, blijkt ook dat de dispositie, zoals genoemd in het handschrift van Broekhuyzen (M18
Medemblik), de juiste is geweest, zij het dat het instrument beschreven is vňňr de ombouw van 1858.
Slechts de toevoeging discant bij de registers Prestant 8vt en Sesquialter II st. ontbreekt in de beschrijving. Voorts is de door hem genoemde
Roerfluit 4vt niet voorzien van roeren, maar een gedekte fluit. Wellicht zijn ook in 1858 nieuwe hoeden gemaakt voor dit register.
2003/2004: Restauratie en plaatsing in Kedichem doordede orgelmakerij Gebr. Reil.
Voor meer informatie zie de PDF van het ingebruiknameboekje.


Reformatorisch Dagblad, 17-11-2003, p. 13, ingebruiknameboekje
Bronvermelding:
- Ingebruiknameboekje: "Geschiedenis en restauratie van het Gerstenhauer-orgel in de hervormde kerk te Kedichem.
- Mondelinge mededeling van wijlen de heer D. Meijerman, bestuurslid van de Vereniging voor Evangelisatie te Sleen, 20 januari 1979.
- www:
http://reliwiki.nl/index.php/Kedichem,_Kerkstraat_18_-_Hervormde_Kerk
(22-02-2025)
- Boek: 100
jaar Kapel - Historisch overzicht van de Vereniging voor Evangelisatie
"Bethel" te Sleen
- E-Mail Wim Zwart d.d. 12 januari 2019
- Boek: Hans Steketee (redactie), Het Historische Orgel in Nederland
supplement, NIvO, 2010 21
- Oude archief Mense Ruiter
- Brochure: Stichting Kapel 2000 100 jaar Kapel – Historisch
overzicht van de Vereniging voor Evangelisatie ‘Bethel’ te Sleen, Sleen:
Stichting Kapel, 2000.
- Drents Archief: 0913 Archief van de afdeling
Monumentenzorg van de provincie Drenthe 1401 Sleen, evangelisatiegebouw
Bethel; 1977
- Boek: George Hendricus Broekhuyzen Senior, Orgelbeschrijvingen, handschrift ea. 1850-1862,
Amsterdam, Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, 1986
- Tijdschrift: Jan van der Male, Moderne orgelbouw
zonder succes (1), De Orgelvriend 2025-01
- www:
https://reliwiki.nl/index.php/Sleen,_Menso_Altingstraat_20_-_Bethel_(1887_-_1995)
(22-02-2025)
Het orgel in de werkplaats van Reil:
Op 19 februari 1999 werd door de schrijver een bezoek gebracht aan de
werkplaats van de orgelmakers Reil. Daarbij werd de dispositie opgetekend vanaf de registerknoppen boven het manuaal:
Manuaal |
C - c''' |
Bourdon |
16' |
Holpijp |
8' |
Prestant |
8' disc. |
Prestant |
4' |
Speelfluit |
4' |
Octaaf |
2' |
Cornet
(Sesquialter) |
II disc. |







