Vries Hervormde kerk


Plaat uit de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van 1888


Foto Geert Jan Pottjewijd


Voor uitgebreide informatie zie de website Oude Drentse kerken in beeld

Deze kerk is gebouwd op een hooggelegen kruispunt van oeroude zandwegen. Hier moet zich al vroeg de nederzetting "Vrees", Vries, hebben ontwikkeld. Volgens overlevering heeft de Angelsaksische reizende prediker Wille had in het jaar 775 Drenthe bezocht en de eerste houten kerk in Vries gesticht. Sporen van twee houten kerken zijn in 1947 bij een restauratie teruggevonden. De eerste tufstenen kerk werd in de 9de eeuw gebouwd. Een eerste offlciële vermelding over een kerk in Vries staat vermeld in een oorkonde uit 1139.
De kerk in Vries heeft een zelfde silhouet als die te Zuidlaren: het lage romaanse schip ligt tussen de toren en het hoge gotische koor. Van deze drie delen is de toren (eigendom van de burgerlijke gemeente) het meest boeiend door zijn rijke en harmonieuze detaillering. Hij is de belangrijkste romaanse toren in Drenthe en behoort in dit genre tot de fraaisten in ons land. De onderste helft bestaat uit tufsteen, daarna afwisselende lagen tuf- en baksteen en vervolgens geheel baksteen. Een belangrijk onderdeel van de detaillering wordt gevormd door de galmgaten, die bij uitzondering in drie geledingen voorkomen en alle natuurstenen deelzuiltjes hebben. De middelste geleding heeft aan de west- en zuidzijde twee galmgaten, welke aan de zuidzijde nog extra geaccentueerd worden door smalle hoge rondboognissen aan weerskanten. De zone onder de spaarvelden is op verschillende manieren versierd: aan de noordzijde een spaarveld met rondboogfries, aan de westzijde gekoppelde nisjes gedekt door twee rondboogjes en aan de zuidzijde tweemaal vier gekoppelde rondboognisjes. Het spaarveld in de bovenste zone wordt aan zuid- en noordzijde door een rondboogfries gedekt, aan west- en oostzijde door een keperboogfries. De detaillering van de toren toont overeenkomst met die van de tufstenen torens in Zuidwolde (Gr.) en Bedum. Gezien de rijke versiering en het gebruik van baksteen zal de bouw in de 2de helft van de 12de eeuw gesteld moeten worden. Overigens is de mogelijkheid niet uitgesloten dat het baksteengedeelte een latere verhoging betreft en het onderste deel ouder is. In 1769 is het bovendeel hersteld. In de toren hangt de Mariaklok ,die in 1517 ter plaatse is gegoten. Professor van Giffen vond tijdens restauratiewerkzaamheden in 1949 het klokkengietgat terug, hetgeen de basis vormde van een klein museum onder de consistorie. Onder de toren bevond zich de doopkapel gewijd aan St. Michael.
Voor de ingang van de toren ligt een stuk sarcofaagdeksel, ook de stoep is hiervan gemaakt. De tandfries boven de ingang is een veel voorkomende Romaanse versiering. De boog bestaat uit achttien en negentien is 37 tanden. Dezelfde aantallen arcaden zien we aan de noordmuur en aan de zuidmuur. De achttien bogen staan voor Licht, Leven, Zon en het Goede. De negentien bogen symboliseren Duisternis, Dood, Maan en het Kwade. De zuidelijke ingang werd vroeger door de mannen gebruikt. De vrouwen moesten door de noordelijke ingang naar binnen, omdat men beweerde dat Eva de zonde in de wereld had gebracht.

De kerk is in de jaren 1946-'49 gerestaureerd waarbij er naar gestreefd is zoveel mogelijk de oude toestand te herstellen.
Met name het schip is zo een schoolvoorbeeld geworden van de vroegere restauratie-opvattingen. De gotische vensters zijn verwijderd en alle romaanse vensters aan noord- en zuidzijde naar gevonden sporen hersteld. Dit leverde enerzijds een duidelijk voorbeeld van romaanse bouwwijze op, anderzijds een strakke muurpartij en een spaarzaam verlicht interieur. De zes romaanse vensters zijn aan noord- en zuidkant geplaatst binnen een doorlopend spaarveld, gedekt door een rondboogfries. In het midden van beide zijden een rondbogige ingang. Uitzonderlijk is de zaagtandboog boven deze ingangen, welke we ook bij de toreningang aantreffen. Deze overeenkomst, alsmede het feit dat de westmuur van de kerk tegen de toren aangebouwd is, maakt ook voor het schip een bouw in de 12de eeuw waarschijnlijk. Deze kerk had een versmald halfrond gesloten koor, waarschijnlijk van baksteen. Het rijzige, laatgotische koor verrees in 1425. Bij de restauratie zijn de gewelven, die in 1680 waren ingestort, hersteld, terwijl ook de vensters hun stenen traceringen met glas in lood herkregen.
De muren van het schip zijn 120cm dik.
Noord- en zuidzijde hebben ieder 42 boogjes. Men neemt aan dat het getal 42 afkomstig is van Mattheus 1, waar het geslachtsregister, vanaf Abraham tot de Christus in drie maal veertien geslachten is verdeeld.
Op het dak vallen de holle/bolle pannen op. Bij de opgraving om de kerk werden namelijk stukken van soortgelijke pannen aangetroffen en Monumentenzorg eiste dat deze zo goed als nieuwe Monniken- en Nonnenpannen weer op het dak moesten. Opvallend zijn de zware steunberen bij het koor. De spitsboogramen zijn typerend voor de gotische stijl. Tijdens een restauratie zijn de muren hersteld met kloostermoppen, die afstammen van de ruïnes van de verbrande binnenstad van Groningen.

Bij het betreden der kerk wordt de blik vanuit het halfduistere schip direct naar het helder verlichte koor getrokken, zoals dat ook in de middeleeuwen het geval placht te zijn. In het koor stond het hoofdaltaar, dat alle aandacht en eerbied opeiste. Schip en koor laten ook inwendig duidelijk hun romaanse en gotische bouwwijze zien. In het koor rusten de ribben op gebeeldhouwde kraagstenen, terwijl onder de ramen brede nissen aangebracht zijn. Sommige details herinneren aan de katholieke eredienst: de natuurstenen sacramentsnis in het koor, enkele wijdingskruisen op de schipmuur, en het zware romaanse doopvont. In de westelijke ingang is een zwarte hond (?) op de muur geschilderd: de wachter die de kudde bewaakt? De geschilderde tekst in een koornis: "SI DEUS PRO NOBIS QUIS CONTRA NOS" (Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn) dateert mogelijk uit de protestantse tijd (17de eeuw?).
Tussen toren en schip is een fresco aangebracht. De afbeelding lijkt op een wolf, een wilde hond of een soort mythologisch wezen. Men dacht eerst dat het een wachter was, een beschermer, maar dat is niet waarschijnlijk omdat het dier met de rug naar de boze wereld staat.

Op de Noordmuur bevindt zich een origineel medaillon of schild, met een rood consecratiekruis. Dit wijdingskruis is de enig overgebleven van de twaalf die in de 11e eeuw door de bisschop van Utrecht tijdens de inwijding zijn aangebracht. De eikenhouten preekstoel is in 1661 aan de kerk geschonken. Het is in Renaissance stijl gemaakt. De preekstoel heeft zes zijden. De druiventros die onder de spreekstoel hangt heeft een symbolische betekenis, namelijk een zichtbaar teken van het Woord dat vrucht mag dragen. De knop aan de muur diende voor het ophangen van de domineesbaret. De bank tegenover de preekstoel is rijkelijk versierd. De stijl is barok/rococo.

Het gotische koor is gebouwd omstreeks 1425 en steekt boven het schip uit. De ribben van het koor rusten op gebeeldhouwde consoles, het zijn de enige in Nederland voorkomende beeldhouwwerken uit het begin van de 15e eeuw in hun soort. Samen met de steunberen vormen ze het gotische geraamte van het koor.

De inrichting van de kerk onderging bij de restauratie enige forse veranderingen. De kansel werd van de zuidmuur verplaatst naar de noordelijke zijde van triomfboog. Deze onnodige ingreep is te betreuren omdat zij het verlies van het doophek tot gevolg had, alsook een erg strakke lengte-opstelling van de banken.

Het oudste onderdeel van het meubilair is het romaanse stenen doopvont, waarvan de kuip, die versierd is met druiventrossen en touwranden, ondersteund wordt door menselijke figuren. Het vont is waarschijnlijk 13de eeuws. De kansel met boogpanelen werd in 1661 door jonkheer Ubbena van Bunne aan de kerk geschonken. De avondmaalstafel dateert ook uit het midden van de 17de eeuw; het offerblok met zwaar ijzerbeslag is 18de eeuws. Tegenover de preekstoel staat een herenbank met zwierig gesneden opzetstuk uit 1762. Het toont de wapens van Joan van Gijbelandt, baljuw van Wassenaar, en Allegonda Theodora Linthorst.

Het laatste onderdeel van de kerk dat de aandacht verdient is de kelder van de consistorie. Hier is de gietvorm van de torenklok opgesteld, welke vorm bij de restauratie in de grond gevonden werd. Verder staan hier enige sarcofagen en sarcofaagdeksels, de laatste op de gebruikelijke wijze versierd met kruisen en kromstaven.

Tijdens opgravingen door professor van Giffen zijn er 150 kinderskeletten gevonden. De Oorsprong van deze kindergraven is niet bekend. Men vermoedt dat de kinderen afkomstig waren uit het gehele Noordenveld om begraven of herbegraven te worden in het Heiligste stuk grond van het Noordenveld, achter de Madonna, die de patrones is van de kinderen.

Bronnen:

Dr. Regn. Steensma Langs de oude Drentse kerken (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn)
Ds. Th. Barnard De Nederlands Hervormde Kerk van Vries
Harry Kraai De Dingspilkerk van Vries
Drentse Courant Artikelenserie Drentse kerken 2000/2001